Groeien in het toevluchtnemend geloof

Ruth 2:12-13: “… uw loon zij volkomen van de HEERE… onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen. Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt…”

 

Boaz heeft zich niet geschaamd om Ruth vriendelijk aan te spreken. Ruth kan het niet op. Ze buigt heel diep. Haar onwaar­digheid komt des te scherper uit in het licht van Boaz’ vriende­lijkheid. En dat Ruth de weg is gegaan van de armoede en ontlediging achter Naomi aan gaat Boaz rijk belonen. Deze weduwe heeft na de dood van haar man niet gebroken met haar schoonfami­lie. De liefde en trouw jegens haar schoonmoeder is niet gering. Het zijn de vruchten van haar geloof, het werk van God in haar. Voor wie zich onvoorwaardelijk overgeeft aan de Heere en gewillig de kruisweg gaat, valt het altijd mee.

Als een ontheemde ‘buitenlandse’ heeft Ruth de toevlucht genomen onder de vleugels van Israëls God. Ze weet: buiten die vleugels ben ik weerloos en ten dode opgeschreven. Daarom neemt ze de toevlucht. Het geloof is altijd ’toevluchtnemend’ van aard. Of je de Heere nog maar kort kent of al veel langer. “God is een toevlucht voor de Zijnen” (Psalm 46:1 berijmd). Wie de toevlucht neemt tot God beseft: buiten Hem kan niemand voor mij zorgen. Buiten Hem is geen leven en geen geborgenheid. De bloedvloeiende vrouw wist het zeker: als ik Jezus aanraak ben ik genezen.

Gelooft u dat ook? Toevlucht nemend geloof beseft: bij Jezus moet ik zijn. Hij is gewillig. Hij nodigt zo vriendelijk. “Heer’ ik kom tot U, hoor naar mijn gebed, vergeef mijn zonden nu; en reinig mijn hart.”

Die ‘vleugels’ van God wijzen op Zijn bescherming en ontferming. En wie de toevlucht neemt onder de schaduw van Zijn vleugels verwacht het niet meer van zijn eigen kracht. Je verraadt daarmee juist dat je zelf weerloos en machteloos bent. Vooral echter dat je schuilen wil in Zijn nabijheid in Christus. Dat is het geheim. Die vleugels van God zijn de gekruiste borgarmen van Jezus. Wie tot Hem vlucht, voor die valt het eeuwig mee.

Dan ervaar je dat genade altijd naar meer smaakt. Wie het geloof mag beoefenen, wil daarin graag groeien. Boaz was zo genadig geweest voor Ruth, zo vriendelijk en zo goed. Hij heeft haar getroost. Ruth is geraakt door zijn woorden. Hij heeft zulke heerlijke dingen gezegd. Ze wil graag op zijn land blijven. Daar is het zo goed. Boaz heeft ‘naar het hart van Ruth gesproken’.

Hebt u dat wel eens ervaren onder de bediening van het Woord? Dat u getroost werd. Dat precies onder woorden gebracht werd, wat er in uw hart leefde. En dat op een manier zoals u het zelf niet eens onder woorden had kunnen brengen. Wat een verwondering als je zo hoort vertellen wat er in je hart leeft. Daardoor gaat je hart nog sterker uit naar de Heere en de geloofskennis van Hem. Wonderlijk is dat: genade doet vragen om nog meer genade. Het geloof zoekt altijd verdieping, groei.

Genade maakt niet hoogmoedig, maar ootmoedig. Genade maakt verlegen om hoe langer hoe meer genade. Ruth had al genade gevonden en nu vraagt ze er weer om. Vindt u dat vreemd? Wie iets van Gods liefde in Christus heeft geproefd, gaat vragen: “Laat mij genade vinden in Uw ogen.”

Als je dat bidt ben je zelf rechteloos. Je ziet geen verdienste­lijkheid in je eigen daden. Je bent alleen maar verwonderd over Gods genade. Je wil nog dieper en zekerder geloven. En wat kan het dan goed doen als je iemand tegenkomt, die dat verlangen begrijpt en ‘naar je hart’ spreekt. Ja, zeg je dan, zo is het! Het is mij om God begonnen, om Zijn nabijheid en genade, Zijn liefde en Zijn geborgenheid. Wie Jezus in de ogen ziet (in het Evangelie), ziet één-en-al genade. Dat geeft groei in het toevluchtnemend geloof.

 

Ds. C. G. Vreugdenhil