Een Pinkstergemeente die God prijst

‘En prezen God, en hadden genade bij het ganse volk. En de Heere deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden’ (Handelingen 2:47).

 

Wat is de eerste christengemeente in Jeruzalem een gezegende gemeente. In Handelingen 2 vers 42 staat dat de eerste christenen ‘volhardende waren in de gebeden’. En… bidden is ook lofprijzen, dat zien we hier. Als wij onze zorgen en behoeften aan de Heere voorleggen, wordt Hij daar ook in verheerlijkt. Als we de Heere nodig hebben is dat tot Zijn eer. Alle aanroeping van Gods Naam is tot verheerlijking van God. Maar ‘prijzen’ is toch nog meer dan bidden. Als we God aanbidden, hebben we niets meer nodig, dan zijn we helemaal gericht op de verheerlijking van Zijn Naam.

Hier blijkt in het laatste vers van Handelingen 2 duidelijk dat die gemeenschap van materiële en geestelijke goederen zijn wortel heeft in de gemeenschap met God, want bidden en aanbidden en lofprijzen behoort tot de gemeenschap met God. God prijzen kan eigenlijk het best vanuit de zekerheid van het geloof en de dankbaarheid over de verlossing. Zonder geloof gaat dat niet en met heel klein geloof durven we haast niet te bidden, maar de Pinkstergeest leert ons bidden en aanbidden.

Dat is het doel van ons leven: Gods lof verkondigen. Dat is het doel van de verlossing: Hem danken. Ja, maar de praktijk is vaak zo anders. Je kunt toch niet altijd lopen zingen? Er zijn toch ook tijden van wenen en zuchten? ‘’k Heb met tranen onder ’t klagen tot mijn spijze dag en nacht’ (Psalm 42:2 berijmd). Dat is waar, maar hebt u er vrede mee als u nooit eens zingt? Is dat tot eer van God? Wie dicht bij de Heere leeft en onder indruk is van Gods grootheid en heerlijkheid, Zijn genade en lankmoedigheid, die valt in aanbidding voor Hem neer. Ze prezen God: ‘Dit volk heb Ik Mij geformeerd, ze zullen Mijn lof vertellen’ (Jesaja 43:21). Dank u Heere, voor Uw liefde, voor Uw kruis, voor Uw bloed, voor Uw leiding! ‘Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE mijn sterkte!’ (Psalm 18:2).

Mensen die zo dicht bij de Heere leven, dwingen ook respect af in hun omgeving. Van de eerste christengemeente lezen we: Ze ‘hadden genade bij het ganse volk’, ze stonden in de gunst bij het hele volk. Hoe komt dat? Doordat de Geest hen vervult. Als eenvoudige mensen spreken ze vrijmoedig over de Naam van de Heere Jezus. Er gebeuren wonderen en tekenen door de apostelen. Hun leven is voorbeeldig. Er kwam een vreze over allen. Hun handel en wandel, hun leer en leven legt beslag op die mensen. Ze komen er diep van onder de indruk. Er gaat iets vanuit.

Zo kan de opbouw van de jonge gemeente in Jeruzalem in alle rust en vrede geschieden, niet gehinderd door de aanvallen van buitenaf. Dat is een gunstbewijs van God, een uitzonderingstoestand. De verdrukking en haat komen nog wel. Straks wordt Jakobus onthoofd, Stefanus wordt gestenigd, de apostelen worden gevangen genomen. Saulus vervolgt de christenen. Maar nu in Handelingen 2 wordt de kerk in Jeruzalem niet alleen geduld, er wordt zelfs naar gekeken. Er valt niet mee te spotten. Zoveel ging er uit van het leven van deze eerste christenen. Hun leven was een en al lofprijzing van God.

In onze tijd is de kerk een verdwijnende minderheid. In grote delen van de kerk is het Woord prijs gegeven. Het Woord heeft de zeggenschap in het volksleven verloren. Toch mogen wij nog ongestoord onze diensten houden. Onze diensten worden niet verstoord zoals in China en Korea. Wij worden nog geduld. Laat Handelingen 2 voor ons een les zijn. Er moet werfkracht uitgaan van de kerk, we moeten leesbare brieven van Christus zijn. We moeten mensen niet afstoten door ons gedrag, maar vriendelijk zijn en uitnodigend. We moeten een goede reuk van Christus zijn (2 Korinthe 2:15). Laat de wereld maar zien dat wij niet leven voor het hier en nu, maar dat we leven voor God. Of leeft u nog niet voor Hem?

En dan het laatste: een wervende gemeente is altijd een uitbreidende gemeente. Als we levende brieven van Christus zijn, worden anderen erbij getrokken. Niet dat wij dat zelf doen, de Heere doet dat, maar wel middellijk. Er staat: ‘De HEERE deed dagelijks tot de Gemeente, die zalig werden.’ Niet de apostelen deden dat, al hebben die met kracht het Evangelie verkondigd, ook niet de christenen, al waren die een voorbeeld in leer en leven. De Heere voegde toe, Hij zette erbij. Dat is nodig. Niet dat mensen je erbij zetten, maar de Heere.

Lezer(es) wat een wonder, dat de Heere het doet. Van zichzelf is er niemand die komen wil. Al wordt de verschrikking van de hel en de heerlijkheid van de hemel gepreekt. Al wordt Christus nog zo indringend aangeboden. Niemand wil Hem hebben. En wat doet God nu? Hij nodigt, Hij roept, Hij trekt, Hij overwint alle weerstand. Alle tegenstand en vijandschap krijgt Hij klein. Weet u hoe? Op Pinksteren door het ontdekkende woord van Petrus: ‘Deze Jezus, Die gij gekruisigd hebt’ (Handelingen 2:36) Voor de stokbewaarder was een aardbeving nodig, voor Lydia het woord van Paulus. Maar God doet het. Hij leert luisteren, Hij breekt harten open, Hij wekt honger en belangstelling. Wonderlijk trekt Hij uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. De Heere, dat is de verhoogde Christus. de Gebieder, de Machthebber. Hij heeft alle macht in hemel en aarde (Mattheüs 28:18).

Lezer(es), toen u tot het geloof kwam, was dat alleen door de trekkende liefde van God. U, die God nog niet kent, God werkt aan uw zaligheid. Waarom leest u anders in de Bijbel? De Heere wil ook u toevoegen. De zichtbare gemeente valt onder het kerkvergaderend werk van Christus. Laat u toevoegen. Wees gehoorzaam. Wie nu niet buigt, wordt straks weggedaan. Rust niet voor u weten mag: Ik ben een levend lidmaat van de gemeente van Christus.

De Heere deed dagelijks toe tot de gemeente. Letterlijk staat er voor gemeente: de geroepenen, de uitgeroepenen. Geroepen uit de wereld, uit de duisternis. Geroepen door de stem van het Woord van God, krachtig en onweerstaanbaar. Als iemand uw naam roept, kijkt u om en u luistert. Hoe vaak hebben we God al horen roepen en hielden we ons als doof. Of kent u die tijd, dat u wel moest luisteren? U kon geen weerstand meer bieden. Dan gaan we geen discussie opzetten over de roeping, maar we gaan luisteren en we zeggen: Spreek Heere, want Uw knecht hoort (1 Samuel 3:10). We gaan terugroepen: Heere help me, Gij Zoon van David, ontferm U over mij.

De Heere deed dagelijks toe. Wat een rijke tijd was dat. Dagelijks werden mensen wedergeboren. Zou God dat nog kunnen? Wat denkt u? God is toch Dezelfde! De Heere werkt wel middellijk: er waren ook dagelijks samenkomsten, dagelijks was er Woordbediening. Wat een krachtige werking van de Geest. Maar u weet: de Geest kan worden tegengestaan door luiheid, zonden, hoogmoed, zelfgenoegzaamheid, wereldgelijkvormigheid, oppervlakkigheid, enzovoort.

Er staat letterlijk in vers 47: ‘tot de gemeente van de zalig wordenden’. Je bent er niet direct, we zijn nog op weg. Er moet hier nog zoveel gebeuren. We zijn zo blind en dwaas in onszelf. We hebben zoveel onderwijs nodig. We moeten sterven aan alles wat geen Jezus is. Hoort u al bij die zalig wordenden? U kunt er nog bij. Wat een wonder dat God het getal nog steeds uitbreidt. Straks is het getal vol. Dan komt de Heere Jezus terug. Dan wordt het een eeuwig lofzingende gemeente. Dan mogen we ons verliezen in de aanbidding van het Lam: Halleluja, Lof zij het Lam.

 

Ds. C. G. Vreugdenhil