Training in Godsvrucht

‘… oefen uzelven tot godzaligheid. Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut; maar de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte van het tegenwoordige en het toekomende leven’ (1 Tim.4:7b-8).

Zie je de topsporters hun best doen om het goud te behalen? Paulus kende dit beeld uit de Olympische spelen. Hij gebruikt het als voorbeeld om uit te leggen hoe verantwoordelijk Timotheüs is voor de heiliging van zijn leven. Eén van de activiteiten die nodig zijn om als een goede christen te leven is: jezelf oefenen tot godzaligheid (1 Timotheüs 4:7). Timotheüs moet de dwaalleer verwerpen en de rechte leer onderwijzen. Met oudewijvenpraat moet hij zich niet ophouden, want die vrouwtjes komen nooit tot kennis van de waarheid. Het gaat om de gezonde woorden van het geloof. Wij bewerken de zaligheid niet – zo schrijft Paulus – maar alleen Christus is de Verlosser.

En dan stelt Paulus de lichamelijke training tegenover de geestelijke training. Voor die ‘oefening’ gebruikt Paulus een woord uit de sportwereld. Hij wijst op de noodzakelijke geestelijke training voor de volgelingen van Jezus Christus. Die atleten uit de Griekse sportwereld trainden voor een vergankelijke erekrans, maar wij moeten dat doen om de onverwelkbare krans van de heerlijkheid te behalen (1 Petrus 5:4).

Oefen uzelf tot godzaligheid. Daar moet je jezelf in oefenen. Die godzaligheid of godsvrucht is de vrucht van de omgang met God. Dat is de heiliging, de praktijk van het christenleven. De kennis van God, die in het geloof wordt verkregen en in de persoonlijke omgang met Hem wordt verdiept. Dat moet onze grondhouding zijn.

Dan is er het ontzag voor Gods heiligheid, de ervaring van Zijn liefde en het verlangen naar God. Die innige omgang met God stempelt de levensstijl van een christen in een leven dat God behaaglijk is. Godzaligheid is de glans van Gods genade, die straalt over de gelovigen in hun leven met God. Zo is het de voorbereiding op de eeuwige heerlijkheid.

Lezer(es), hoe staat het met uw godsvrucht? Bent u een goede volgeling van Jezus Christus? Vindt u dat geen strijd? Wat zijn er in onze dagelijkse omgang met God veel bergen en dalen. Wat een zonden, mislukkingen en ontmoedigingen zijn er toch!  Kennen we dat diepe verlangen naar de

gemeenschap met God? De hunkering naar Zijn nabijheid en van daaruit een heilig leven. Hoe meer tijd we met God doorbrengen, des te meer zullen we iets van Zijn heerlijkheid uitstralen.

Timotheüs kan alleen goed voor de gemeente zorgen als hij voldoende zorg heeft voor zijn eigen zielenleven. Hoe kun je anders iets betekenen voor anderen? Hoe vaak gebeurt het niet, dat (als je voor jezelf iets moois mag ontdekken) dat je dat op dezelfde dag nog mag doorgeven aan anderen.

En nu bindt Paulus Timotheüs op het hart om zichzelf te trainen in godsvrucht. Zoals sportlui zichzelf inspannen om de sport onder de knie te krijgen door regelmatige oefening en training. Daar heb je de persoonlijke inzet en verantwoordelijkheid. Voor training is toewijding nodig. De handleiding voor de geestelijke training in de godsvrucht is de Bijbel. Alleen door die biddend te lezen en te bestuderen – heb je wel tijd voor die stille tijd? – kun je contact hebben met God. Zo zie je hoe de Heere gediend wil worden. Van daaruit valt het licht van de wil van God over ons dagelijks leven.

Zo stellen Woord en gebed ons leven in het licht van Gods zorg en liefde. En zo wordt die training een oefening in vertrouwen op God, in zelfverloochening, nederigheid en ootmoed. Je ogen worden gescherpt voor wat goed en kwaad is. En zo zal de gehoorzaamheid aan God vruchtbaarheid schenken in het leven voor de Heere. Voor die gehoorzaamheid is zelfdiscipline nodig: weldoordachte planmatige oefening en wilskracht om zondige gewoonten te veranderen en goede gewoonten aan te leren. Geduld en volharding zijn nodig om in die geestelijke training ook bereid gemaakt te worden om dingen te doen, die je eigenlijk liever niet deed. Het werk van de Heilige Geest is hierbij onmisbaar.

Ziet u hoeveel training er nodig is? We moeten voortdurend op de leerschool van Christus zijn. Zoals de atleet zijn conditie blijft trainen, zo moeten wij dat ook doen. En als je vraagt: waar haal ik de tijd vandaan?, dan is mijn antwoord: tijd kun je maken door prioriteiten te stellen. Zet het belangrijkste maar boven aan de lijst, dan is het niet zo erg, als er onder aan de lijst iets afvalt.

En zoals voor de overwinnaar in de Olympische spelen de beloofde prijs in zicht kwam, zo is aan de oefening tot godzaligheid ook een prijs verbonden.

Dat staat in het slot van vers 8 van 1 Timotheüs 4: de belofte van het tegenwoordige en toekomende leven.

Er is loon, genadeloon. Het is geen verdienste. Deze belofte is meer een stimulans. Het wil zeggen dat onze geestelijke inspanning voor de zaak van God niet tevergeefs is. Dat loon is een onderstreping van de noodzaak en de ernst waarmee we geroepen worden om heilig te leven. De Bijbelse loongedachte is altijd een aansporing van God om te volharden. Het loon op de heiligmaking is nu in dit leven de nabijheid van God, de kracht om te dienen en de moed om te volharden. Een vaste hoop en een vurige liefde. Het is een middel op weg naar de voleinding. Genadeloon wil zeggen: God houdt Zijn eigen werk in stand.

De belofte voor het toekomende leven is de kroon des levens. Wie hier godzalig heeft geleefd, zal in het uur van zijn dood ervaren dat Christus erbij is. Stefanus zag Jezus, staan aan Gods rechterhand (Handelingen 7:55). En bij de wederkomst van Christus zal voor iedereen zichtbaar zijn dat alle volgelingen van Jezus de kroon van de overwinning ontvangen. Daar is de Griekse atleet niet eens zeker van. Een wedergeboren christen wel, als hij zichzelf traint in godsvrucht. God doet wat Hij belooft. Als we in ware levensheiliging ons leven hebben besteed in de dienst van God tot eer van Zijn Naam en tot redding van de mensen die God op onze weg plaatst, zal het klinken: Kom in, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, maar over veel zal Ik uzetten. Ga in in de vreugde uws Heeren (Mattheüs 25:23).

Ds. C.G. Vreugdenhil