ADVENT
‘Deze zal groot zijn (…)’ (Lukas 1: 32).
Strikt genomen doelen deze woorden op de menselijke natuur van de Heere Jezus Christus, want het is naar Zijn menselijke natuur dat Christus uit Maria werd geboren. Het voorafgaande vers luidt: ‘Zie, gij zult bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn Naam heten Jezus. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God de Heere zal hem de troon van Zijn vader David geven; en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn’.
In de schatting van de groten der aarde was Hij een onwetend Galileeër, van Wie zij zeiden: ‘Wij weten niet vanwaar Hij is’. Zijn leven vloeit meer samen met de geschiedenis van de armen dan met die van de rijken. In Zijn eigen tijd konden Zijn vijanden geen woorden genoeg vinden om hun verachting te laten blijken. Hij werd zeer vernederd in Zijn rechtsgeding, in Zijn veroordeling, in Zijn lijden. Wie achtte Hem groot te zijn, toen Hij bedekt was met bloedig zweet, of toen Hij verkocht werd voor de prijs van een slaaf? Of toen een wacht naar Hem uitging met zwaarden en stokken, met lantaarns en fakkelen, alsof Hij een dief was? Wie achtte Hem groot te zijn, toen zij Hem bonden en Hem als een kwaaddoener voor de rechterstoel voerden? Of toen de boosdoeners Hem in het aangezicht sloegen, Hem blinddoekten en bespogen? Of toen Hij gegeseld werd, Zijn kruis dragende door de straten werd gevoerd en daarna tussen twee moordenaren werd gehangen? Voorwaar, Hij werd zeer in de diepte gebracht. Een zwaard ging door de ziel van Zijn moeder, toen zij het lijden van haar heilige Zoon aanschouwde. Toen zij wist, dat Hij gestorven was en in een geleend graf was begraven, toen moet zij met snerpende smart nagedacht hebben over de woorden die uit de hemel, Hem betreffende, tot haar gesproken waren, en zij kan wel gedacht hebben: ‘De engel zei dat Hij groot zou zijn, maar wie is zo veracht en vernederd als Hij?
En toch, hoewel onze tekst in de eerste plaats volkomen toepasselijk is op de mensheid van Christus, verheug ik mij om te denken dat diezelfde Mens, Die zo veracht en gesmaad werd, thans in heerlijkheid is gezeten op de troon van Zijn Vader. Als mens is Hij gezalfd tot ‘Koning der koningen en Heere der heren’. Als mens is Hij opgeheven uit de diepste diepten, en geplaatst op de hoogste hoogten om voor eeuwig te regeren.
Zijn grootheid zal weldra geopenbaard worden. Nu is zij voor het verduisterde gezicht van de mensen nog als onder een wolk, maar dit zal niet altijd zo wezen. De duisternis zal niet lang duren; de menselijke geest zal niet altijd met blindheid geslagen zijn. Hoort u de bazuin niet? Met lichamelijke oren kunnen we de toon niet opvangen; maar met de oren van het geloof is dat wel het geval. Wij horen de bazuinen, en na de bazuinen een stem, die roept: ‘Ziet, de Bruidegom komt! Gaat uit Hem tegemoet!’ Dit weet ik: de Heere zal voor eeuwig regeren, als Koning der koningen en Heere der heren. Halleluja! ‘Hij zal groot zijn’. De volken zullen zich neerbuigen aan Zijn voeten. Wederstrevende vijanden zullen Hem als Koning erkennen. Het ganse heelal zal vervuld zijn van Gods heerlijkheid. Er zal geen plaats zijn, waar het licht niet schijnt. ‘Hij zal groot zijn’. Voor Hem zal alle knie zich buigen, en alle tong zal belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.
Ergert u niet vanwege de valse leer die heden ten dage overal verspreid wordt. Wordt niet ontroerd in uw hart, omdat het schijnt alsof Christus verslagen is. Houdt moed, Vorst Immanuel komt spoedig. Op witte paarden zullen Zijn uitverkorenen Hem volgen, uitgaande ‘overwinnende en opdat zij overwonnen’, want de krijg is des Heeren, en Hij zal Zijn vijanden overgeven in onze handen. De Heere zal voor eeuwig regeren, als Koning der koningen en Heere der heren.
De dag komt, als de machtige voortgang van het Evangelie Christus groot zal doen zijn onder de mensen. Dan zal het niet lang duren vóór u de andere bazuin hoort, die de doden zal doen ontwaken. De Verrezene daalt neer. De opstanding is nabij. O, welk een grootheid zal Christus dan omgeven, wanneer allen zullen uitgaan uit hun graven. Hij zal heerlijk wezen onder hen, de eerstelingen der opstanding, heerlijk in hen, die opstaan uit de doden door de kracht van Zijn opstanding. O, wat een eer zal Hij op die dag ontvangen! Jezus, Gij zijt het, Die Uw broederen zullen loven, als zij U als Overwinnaar zullen zien.
C.H. Spurgeon