Ik ben met u alle dagen (Deel 4)

Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Rom. 8: 31-32; vervolg).

We zagen de vorige keer dat de gave van Gods Zoon voor Paulus het ultieme bewijs was dat God alle noodzakelijke dingen voor ‘tijd en eeuwigheid’ wil geven. Als Hij bereid was om zo’n grote gave te doen, het schenken van Zijn enige Zoon…. Ja, dan zal Hij toch ook het ‘minder’ voor dit leven willen geven? Zeker weten! Alle dingen zal Hij schenken.

Van deze hulp en bijstand lezen we ook in het huwelijksformulier. Lees maar eens mee: ‘Overmits den gehuwden gewoonlijk velerhande tegenspoed en kruis vanwege de zonde overkomt; opdat gij (…) in uw harten ook verzekerd zijn moogt van de gewisse hulpe Gods in uw kruis; zo hoort uit het Woord Gods, hoe eerbaar de huwelijke staat is, en dat hij een inzetting Gods is, die Hem behaagt; waarom Hij ook de getrouwden wil zegenen, en hen bijstaan, gelijk Hij beloofd heeft’. En verderop lezen we in dit formulier dat Hij ons wil bijstaan: ‘zelfs wanneer we dat het allerminst verwachten’. Hij zal alles schenken… Nee, niet conform ons wensenlijstje… Maar Hij zal geven wat Zijn kinderen nodig hebben, ‘in duren tijd en hongersnood’. David zong daarvan: ‘Mij zal niets ontbreken…’. En dat kan zelfs in een leeuwenkuil, in een gevangenis, onder een open hemel en aan de beek Krith. ‘Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis’ (Jesaja 33:16). De Heere belooft, en wat Hij belooft, zal Hij ook geven.

Er staat nog iets bij: ‘met Hem’. Hij zal ‘met Hem’ alle dingen schenken. Met en in Christus dus. Gods kinderen zijn mede-erfgenamen van het Koninkrijk van God. In Christus liggen alle geestelijke (en tij-delijke) schatten besloten. De kanttekenaren merken op: ‘namelijk met Christus Jezus, Die de aller-kostelijkste Gave is, in Welke alle schatten der wijsheid en wetenschap verborgen zijn (Kolossen 2:3), zodat degene die Hem heeft, alles heeft wat hem tot zaligheid nodig is’. Je bent een mede-erfgenaam van het heerlijke Koninkrijk van God. En hier op aarde mag je daarvan een voorsmaak genieten. Met Hem…
Wat ontvangen zij dan zoal? Laat ik een aantal zaken noemen. Ze ontvangen vergeving van zonde, mogen de vrede die alle verstand te boven gaat ervaren. Ze beleven de rijke inhoud van Psalm 103: ‘Zo ver het west verwijderd is van ’t oosten, Zo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten, Van ons de schuld en zonden weggedaan’. Zij ontvangen ook de opstanding tot het nieuwe leven. Ze zijn door de wederbarende arbeid van de Heilige Geest een nieuw schepsel geworden. Met Christus begraven in de doop en met Hem opgestaan tot het nieuwe leven. Om gewillig de loopbaan te lopen, om het goede te willen doen, om heilig te willen leven. Dan wordt hun gebed: “wat is Uw wil o Heere?”. Nee, dat is zeker geen gemakkelijk weg. Het is een weg tegen het ‘vlees’ in. Ze ervaren een geestelijke strijd, een voortdurend gevecht tegen satan, wereld en hun ‘oude mens’.

Maar in die strijd gaat Hij moed en levenskracht geven. Hij gaat hen voor op onbegrepen, moeitevolle wegen. Zijn stok en Zijn staf geeft vertroosting aan de schapen. Deze Meester doet nog meer. Hij beschermt hen tegen de vijanden. Hij belooft hen dat niemand, echt niemand!, hen uit Zijn hand zal kunnen rukken. Hun namen zijn gegraveerd in het Vaderhart. Zij liggen begrepen in de doorboorde handen van het Lam. Het waren Jezus’ indringende afscheidswoorden: ‘Ik ben met u alle dagen’. De Heere belooft nóg meer. Zijn goddelijke Vinger wijst naar de toekomst, de eeuwige toekomst, de eeuwige heerlijkheid. De kroon des levens…. Na de strijd is er de kroon die op hen wacht. Er is een schat in de hemel… Dan mag de helm van de geestelijke strijd worden ingeruild voor de zegekroon. En dat alles na een korte verdrukking. ‘(…) En gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens’ (Openbaring 2:10).

Maar de dood dan, roept iemand uit? Dat is toch de laatste vijand? Jawel, maar luister eens goed naar Paulus. Met ware heldenmoed roept hij het uit: ‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?’ (1 Korinthe. 15:55). De dood kan niet meer ‘doden’. Nee, de dood is gedood door de dood van Christus. De dood is ‘slechts’ een doorgangshuis tot de eeuwige heerlijkheid. Daar aan de andere kant, wacht de Meester. Hij heeft, zo schrijft Matthew Henry, een zachte doek in Zijn handen… Om daarmee al je tranen af te wissen. Want dáár zullen geen tranen meer zijn… Als je ‘erdoor bent’, ben je eeuwig thuis. En wie thuis is, is veilig, die vindt rust, zielenrust. ‘Daar zullen zij, Gods knechten en hun zaad, zij die Zijn Naam beminnen erf’lijk wonen’. Christus zegt: dan mag je Mij van aangezicht tot aangezicht zien, aanschouwen. De Vader zegt: dan mag je ervaren verzadigd te worden met Mijn goddelijk beeld.  De harte wens: ‘en mij, hiertoe door U bereid, opnemen in Uw heerlijkheid’, gaat dan in vervulling.

Ds. W.A. Zondag