Maar één…?

‘En hij viel op zijn aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende en dezelve was een Samaritaan’ (Lukas 17:16).

Dankdag houden: wie kan het, wie doet het in oprechtheid van het hart? Het is, als het goed is vanzelfsprekend, dat we met dankdag naar de kerk gaan en dat er gepreekt wordt. Er is alle reden tot dankbaarheid, als we zien wat we dagelijks ontvangen, ondanks onze zonde en ongerechtigheid. Maar de Heere vraagt naar ons hart op de dankdag.

Tien melaatsen heeft de Heere Jezus genezen in het grensgebied tussen Galiléa en Samaria. Ze leden aan een vreselijke, ongeneeslijke ziekte, waartegen geen mens middelen had tot genezing. De dood zou zeker het slot zijn van het ziekteproces dat hun vlees aantastte. Christus werkt echter door Zijn machtswoord genezing. Een wonder dat geen mens kon werken.

Waar komen die tien melaatsen met die grote weldaad terecht? In de tekst vinden we er maar één die aan de voeten van de Heere Jezus terechtkomt. Diep buigt die ene genezen melaatse voor de Heere Jezus neer. Hij valt op zijn aangezicht aan Zijn voeten. Hij ligt met zijn gezicht in het stof. Het is de gestalte van een onwaardige die beseft iets onverdiend te hebben ontvangen. Het is de houding van een mens die de afstand tussen zichzelf en Christus ervaart. Het getuigt van ootmoed.

In zijn melaatsheid was hij onrein. Daarom moest hij naar de wet leven buiten de gemeenschap van mensen, maar ook buiten de gemeenschap met God. In die onreinheid zou hij eeuwig buiten God wegzinken. Daarnaast was hij nog Samaritaan. Volgens de joden was behoud voor Samaritanen niet mogelijk. Wat een wonder dat God in en door Christus genezend naar hem heeft omgezien. Dat maakt dat Hij diep buigt in verwondering. Ook al zouden alle mensen een andere weg gaan, voor hem is er alleen die ene weg over. Terug en buigen voor de Heere Jezus.

Hoe zou het komen dat Hij wel terugkomt en buigt en die andere negen niet? Dat spreekt van genade waardoor deze genezen melaatse mag opmerken wie God voor hem onverdiend wilde zijn. Om met ons hart dankdag te houden is diezelfde genade nodig. Genade die niet kijkt naar andere mensen, maar die zichzelf leert zien in het licht van Gods Woord. Genade die doet opmerken: het zijn de goedertierenheden des HEEREN dat ik niet vernield ben. Heere vanwege mijn zonden ben ik helemaal melaats en nu heeft u me nog niet vanwege mijn onreinheid voor eeuwig van voor Uw aangezicht weggedaan. Wat is het nodig om te zien en te doorleven door de toepassende kracht van Gods Woord en Geest dat God naar mij, een onwaardige zondaar, wilde omzien.

Een seizoen lang gaf Hij kracht voor mijn werk. Voedsel en kleding kwamen uit Zijn hand. Ons gebed mag wel zijn: geef mij ogen dat ik mag zien. En als u wel eens verwonderd bent geweest het achterliggende seizoen, dat over u als zondaar toch het zonlicht weer opging, waar is die verwondering, die verootmoediging nu? Dat ootmoedig buigen is steeds opnieuw vrucht van genade. Er is geen betere plaats dan aan Zijn voeten terecht te komen naast deze melaatse. Het is onmisbaar om daar terecht te komen. Nog wil God zondaren op deze plaats brengen.

Danken is God de eer geven vanwege Zijn weldaden met mond en hart, dus met heel het leven. Zoals de mens geschapen was, kon hij dat. Door de zondeval kan geen mens dat echter meer.
Uit het leven van deze genezen melaatse klinkt echter door wederbarende genade Gods lof weer. We lezen dat deze genezen Samaritaan terugkeert met grote stem God verheerlijkende. Daarnaast heeft hij diep beseft, dat hij niet kon buiten die biddende maar ook dankende Hogepriester Die hem genas. Hij kan alleen in en door Christus met zijn dankoffer voor God verschijnen. Het getuigt ervan dat hij niet alleen voor een aardse weldaad een Heelmeester nodig had, maar ook voor zijn behoud (zie vs. 19). Hoe zullen wij ooit tot datzelfde lofoffer komen? God is het zo waardig. God eist het van ons als de Schepper en Onderhouder van het leven.

U zegt: ‘Waarlijk dankdag houden? Dat leer ik nooit! Ik doe niet anders dan mijn eigen lof zingen.’ Welnu, melaatse Samaritanen brengt Hij daar. Kan een mens verder weg zijn uit Gods gunst dan een melaatse en ook nog behoren tot die halve heidenen? Dubbel onrein. Groter kan de afstand tussen een heilig God en een zondaar toch niet zijn? Toch kwam er dubbel herstel. Zo is herstel in het heden der genade nog mogelijk. Onmogelijk voor mensen, maar het getuigt van wat genade van God vermag. De naam van deze Heelmeester is Raad, Sterke God.

Denkt u dat u dankdag kunt houden buiten het offer van Christus? Dat zal nooit kunnen. Christus is nodig als biddende, maar ook als dankende Hogepriester om dat ware lofoffer met hart en mond te brengen. Nog is dat getal niet vol, waarvoor Hij Zijn bloed gestort heeft. Nog moet Hij er brengen uit de diepte van ellende tot dat lofoffer in Zijn ontzondigende bloed. Hier in beginsel vol van gebroken klanken van de kant van de zondaar, maar straks eeuwig volmaakt. Niet alleen deze ene, maar een schare die niemand kan tellen, uit alle talen, natiën en volken naar Zijn welbehagen.

Ds. L. Terlouw