Weer naar school

‘En Mozes werd onderwezen…’

(Handelingen 7 vers 22a)

Het is nu de tijd dat de scholen weer beginnen. Dat kan voor een kind een heel ingrijpende gebeurtenis zijn, vooral als het voor het eerst naar school moet. De veilige geborgenheid bij moeder wordt verlaten en het kind moet de grote, vreemde wereld in.
Zo was het zeker voor Mozes, over wiens schoolopleiding Stefanus hier in zijn rede spreekt. Mozes heeft verschillende leerscholen doorlopen in zijn leven. We zouden kunnen spreken van de school in Egypte, van de school in Midian en van de school in de woestijn. Elk van die drie ‘opleidingen’ duurde zo’n veertig jaar. Stefanus spreekt hier alleen van de eerste leerschool: die van Egypte. Mozes was drie jaar oud toen hij voor het eerst naar school moest.

Vraag niet wat dat voor zijn moeder Jochebed heeft betekend! ’t Was al zo’n ingrijpende zaak toen zij haar lieve kind drie maanden oud, neer moest leggen in het hoge riet aan de oever van de Nijl.
Drie maanden waren voorbijgegaan, waarin zij haar kind had moeten verbergen, dag en nacht, voor de speurhonden van Farao. Zij heeft het gedaan in het geloof, lezen wij in Hebreeën 11. Dat allerheiligst geloof, dat met Christus verenigt, dat een vaste grond is der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet, dat geloof deed haar handelen! In datzelfde geloof heeft zij mogen ontdekken, dat haar kind schoon was. Schoon voor God, staat er eigenlijk in de rede van Stefanus. Nee, het was maar geen moedertrots die haar schoonheid deed zien in haar kind; het waren de ogen van het geloof, waarmee zij het werk van God in dit jonge kind kreeg te zien en waarmee zij iets aanschouwde van de schoonheid, die God in Christus in dit kind gelegd had. Wonderlijk wél had de Heere het gemaakt, daar aan de oever van de rivier. Wat was het meegevallen! Het schreien van het pas ontdekte kind had het hart van Farao’s dochter vermurwd. Zij had dit kind tot haar zoon aangenomen. En Jochebed had nog drie jaar voor de jonge Mozes mogen zorgen.

Met hoeveel liefde, met hoeveel gebeden en met hoeveel tranen zal zij haar kind hebben omringd! Tot het moment kwam, dat zij hem wéér af moest staan… Misschien nog wel moeilijker dan de eerste keer. Een kind van drie jaar, zeggen de moeders, is het meest aanhankelijk. Dán zijn ze het liefst, die kleinen. En dit kind moest ze overgeven… Nu niet aan de krokodillen van de Nijl, maar aan het Egyptische hof. Wat is erger? Zij wist dat Mozes naar een school zou moeten gaan, waar met de God van zijn ouders niet gerekend, maar gespot werd. Veel wijsheid zou hij er opdoen, maar de vreze des Heeren, die het beginsel der wetenschap is, was er niet in tel. Hoe zou het gaan?
Hoe zal het gaan? ’t Is de bange vraag van veel ouderharten, die hun kinderen, klein of groot, voor het eerst of opnieuw, af moeten staan. Het is met Mozes goed gegaan. Hij werd onderwezen in ál de wijsheid der Egyptenaren. Dat was heel wat in die dagen. Sterrenkunde, wiskunde, geschiedenis, rechten, medicijnen … Wat heeft hij er later een báát bij gehad, daar in die woestijn, die veertig lange jaren!
Maar het grootste wonder: hij heeft daar op school het geloof mogen behouden.
Dat geloof deed hem uiteindelijk weigeren een zoon van Farao’s dochter genaamd te worden en verkiezen liever met Gods volk kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting van de zonden te hebben…

 

Ds. A. Moerkerken

Jehovah is Koning

“De HEERE regeert, dat de volken beven. Hij zit tussen de cherubim” (Psalm 99:1)

 

Deze Psalm begint met een machtige uitspraak: De HEERE regeert. Jehovah, de God van het verbond met Israël, is Koning. Hij is niet alleen een Koning ver weg in de hemelse heerlijkheid. Hij is Koning te midden van Zijn volk, want: Hij zit tussen de cherubim. Hij heeft Zijn troon in het midden van Israël neergezet en zit als Koning op de Ark van het verbond tussen de cherubim.

De HEERE regeert, zegt de dichter van deze Psalm. Hij houdt de teugels van het wereldbestuur in Zijn hand. Hij bestuurt alle dingen. Hij doet dit te midden van het woeden van de volken. Zo willen de beste taalkenners hier het woord beven verstaan. Zij verwijzen naar Psalm 2:1, waar we lezen: Waarom woeden de heidenen en bedenken de volken ijdelheid. Het is de machtige boodschap van Psalm 99 dat de Heere regeert in het midden van de woedende volken. Volken, die volgens Psalm 2 woeden tegen de Heere en Zijn Gezalfde.
De boodschap van Psalm 99 is een rijke troost te midden van alle dreiging en onrust. Het is het houvast van de kerk van alle eeuwen geweest. En de Heere geve, dat het ook ons houvast mag zijn.
We kunnen wel zeggen, dat we in onze dagen temidden van woedende volken leven. Regiems zijn omver geworpen; nieuwe machten zijn opgestaan; het evenwicht verstoord en zekerheden weggevallen. Er hebben waarschijnlijk nog nooit in zo’n korte tijd zulke verschuivingen van machten in onze wereld plaats gevonden. Er heersen overal grote spanningen(…). Het bezet ons met onzekerheid en vrees. We zien waartoe de mens in staat is, als God Zijn weerhoudende hand van ons wegneemt.
De boosheid van Satan en de verdorvenheid van de mens zijn twee geweldige machten. Wanneer die niet meer door God in de toom gehouden worden, gebeuren er vreselijke dingen. We zien dan dingen gebeuren die op de eindtijd wijzen. Waar is in zo’n wereld nog houvast te vinden? Het ware houvast is alleen te vinden in wat Psalm 99 zegt: De HEERE regeert. Niet de duivel, maar de Heere regeert. Jehovah is Koning!

Dit maakt het echter voor velen niet gemakkelijker, maar moeilijker. Moet ik bij alles wat er gebeurt, denken dat God regeert? Kan er onder de regering van God dan zoveel kwaad gebeuren? Waarom verhindert Hij dit niet? Waarom laat God dit allemaal gebeuren? Op al die vragen omtrent de Godsregering heeft de dichter van de Psalm maar één antwoord, namelijk: Hij is heilig! Het is als het ware door heel de Psalm geweven. Steeds is het antwoord: want de HEERE, onze God is heilig. Dit antwoord moest voor ons voldoende zijn. Het leert ons dat God nooit iets doet wat met Zijn heiligheid in strijd is. Al begrijpen wij veel dingen niet, maar dit moeten we weten: De HEERE is heilig. Voor het geloof is dit genoeg. Het zegt: Bij U mijn God is het onrecht nooit gevonden. De psalmdichter weet vooral ook één ding met zekerheid. De HEERE regeert! Hij regeert te midden van de woedende volken en te midden van al de raadselen van ons leven. Hij weet nog meer. Hij zegt: Hij zit tussen de cherubim.
De troon waarop Jehovah als Koning zat, was de Ark van het verbond in het Heilige der heiligen. Op het deksel van de Ark stonden twee cherubim, twee engelenfiguren. Met hun vleugelen vormden zijn een soort baldakijn boven de troon van God. Tussen deze engelenfiguren was God als Koning gezeten op Zijn troon. Hij zat tussen de cherubim op het deksel van de Ark. Dit deksel was Zijn troon. Op dit deksel sprengde de hogepriester jaarlijks het bloed van het zondoffer. De Schrift spreekt daarom over Gods troon als de genadetroon. Vanaf deze genadetroon, zo zegt Psalm 99, regeert de HEERE. De verzoende God regeert onze wereld. Justinus de Martelaar voegde aan de woorden van Psalm 99 toe: De HEERE regeert, vanaf het hout. Hij bedoelde vanaf het kruis van Golgotha. God is gezeten op een troon waarop het bloed der verzoening is gesprengd. Van zo’n troon komt vergeving voor het schuldverslagen hart; kracht om het kruis te dragen en houvast temidden van het woeden der volken.

De verzoende God regeert. Hij regeert vanaf een troon waarop het bloed van Christus is gesprengd. Het wil zeggen dat God de dingen alzo regeert, dat Gods gemeente de door Christus verworven zaligheid zal verkrijgen. Het wil zeggen dat allen die schuldverslagen bij deze genadetroon schuilen niets te vrezen hebben. Van een God Die op een genadetroon zit, komt voor Gods gemeente een rijke troost. De HEERE regeert, betekent voor hen dat alle ding tot hun zaligheid dienen zal. Zelfs het woeden van de volken en het blazen der tirannen.

Gods kinderen mogen daarom zeggen: Rust mijn ziel, uw God is Koning!

De HEERE regeert! Jehovah is Koning! Niet de duivel, noch de geweldhebbers der aarde, maar God regeert. Maar zal die regering ons tot zaligheid zijn? Dan moeten wij als een doodschuldig zondaar tot Zijn genadetroon komen met geen andere bede dan: O God! Wees mij zondaar genadig! Het zal zo meevallen voor allen die vrezend en bedroefd over hun zonden tot Gods genadetroon de toevlucht zoeken. Tot hun verwondering zullen zij zien: Er is bloed op Gods troon. Het bloed van Jezus Christus, dat betere dingen spreekt dan Abel. Maar wie weigert voor Gods troon te buigen, zal ervaren: Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter. Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat. Kust daarom de Zoon opdat Hij niet toorne en u op de weg vergaat.

 

Ds. C. Harinck