Bethlehem Efratha

En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? (Micha 5:1a)

Advent betekent: Hij komt, Jezus komt, de Messias komt. Hij is gekomen en Hij komt terug om het heil voor Zijn gemeente te volmaken. Verlangt u naar Zijn komst op de wolken? Dan moet Hij toch eerst gekomen zijn in je hart. En dat is zo groot en heerlijk. Als je al je zonden bent kwijt geraakt aan het Lam. Als Zijn liefde je hart vervult, is er – ondanks momenten van strijd en aanvechting – vrede in je hart (vers 4).

De profeet Micha draagt een schitterende naam. Zijn volle naam luidt eigenlijk: Michajah (Jahu) en dat betekent: Wie is als de Heere? Telkens komt hij voor de naam van zijn God uit en op. En dat is hard nodig want de kennis van de Heere is in Israël een eind zoek. Op alle fronten is het grondig mis.

In zijn korte profetenboek (7 hoofdstukken) moet hij heel wat oordelen aankondigen, maar hij mag ook rijke beloften van God aan het volk doorgeven over Gods trouw en Zijn genade. Beloften waarbij de diepste laag van vervulling gaat over de komende Messias.

In hoofdstuk 5:1 vinden we zo’n duidelijke voorzegging van de geboorte van Christus: ‘En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid.’ De profeet noemt eerst de plaats waar de Messias geboren zal worden. Die Heerser komt voor de eer van God zorgen en Hij is de Koning van Israël. Micha leeft in de tijd van de koningen Jotham, Achaz en Hizkia. Micha is een tijdgenoot van de profeet Jesaja.

”En gij, Bethlehem Efratha …! Uit u zal Mij voortkomen. Die een Heerser zal zijn ….” Deze profetie heeft een grote rol gespeeld in de geschiedenis van de wijzen uit het Oosten. Ze zochten de geboren Koning in Jeruzalem maar zaten daarmee op het verkeerde spoor. Totdat de overpriesters en de schriftgeleerden vanuit Micha 5 blindelings de weg aanwezen naar Bethlehem, naar Christus Zelf. Van oude tijden af heeft het volk van Israël Micha 5 als een voluit messiaanse profetie verstaan.

Aan de hand van Micha’s adventsprofetie hebben de wijzen Hem gevonden en zijn ze gekomen tot de aanbidding van de beloofde Koning. Zoekers werden vinders. En wat toen kon, kan vandaag nog. De Heilige Geest gebruikt ook nu ditzelfde woord uit Micha om zoekende mensen tot Christus te leiden, opdat ze Hem als hun Heere en Koning aanbidden.

Bent u op zoek naar de Zaligmaker? Is het in deze adventstijd uw verlangen om Hem voor het eerst of opnieuw te vinden als uw Redder? Overweeg dan biddend de profetie van Micha om door dit woord de Heere Jezus te ontmoeten. Juist arme en geringe mensen kunnen bij Hem terecht. Want Hij is, hoewel van hoge komaf, ergens achteraf geboren.

Micha heeft deze profetie uitgesproken tegen een donkere achtergrond. In het gedeelte vóór de tekst heeft hij opnieuw de nodige oordelen moeten aankondigen. De Heere is door Zijn volk diep gekwetst. Daarom zal Israël naar Babel worden weggevoerd. En toch zet God geen punt achter Zijn verbondstrouw. Door de oordelen heen geeft de Heere een nieuw begin. Want de Messias zal komen. Dat is het wonder van Zijn trouw. Dwars door alle ontrouw van Zijn volk heen, laat Hij Zijn Koninkrijk, ja de Koning Zélf, komen. En hoe! In de weg van het wonder.

Reken maar dat het een vertroostende boodschap is geweest voor die tijdgenoten van Micha die wél rekenden met God en met Zijn dienst. Wat zullen zij hebben geleden onder het geestelijk verval. Ze zagen het oordeel naderen. En ze konden alleen maar belijden dat God terecht met Zijn straffen kwam. Maar tegelijk hebben ze zich afgevraagd of er nog uitkomst mogelijk zou zijn. Juist voor degenen die de Heere oprecht vreesden moet deze profetie heel bemoedigend geweest zijn.

Let maar eens op wie er wordt aangesproken. Een mens? Nee, een dorp, een gehucht. Bethlehem in de landstreek Efratha. Bethlehem betekent broodhuis en Efratha betekent vruchtbaar land! In Micha’s dagen was het een klein onbetekenend plaatsje. Eén van de vele nederzettingen die Juda telde. Het stelde maar weinig voor. Het was echt zo’n achteraf gehucht, ja ‘klein onder de duizenden van Juda.’ Uitgerekend uit dit dorpje zal de Beloofde komen Die een Heerser zal zijn in Israël.

De geschiedenis zal zich herhalen. Eeuwen geleden is immers ook een andere heerser uit Bethlehem gekomen: David, de jongste van het gezin van Isaï. En juist hij werd op Gods bevel gezalfd. Hier zien we Gods manier van werken. Hij heeft een uitgesproken voorkeur voor het geringe, voor wat niet meetelt bij de mensen. Dat is een lijn die als een rode draad door de hele Schrift heen loopt.

De zwakke Abel gaat de sterke Kaïn voor. Jakob wordt boven de stoere Ezau gesteld. En niet te vergeten Maria, een eenvoudig meisje uit Nazareth is door God uitverkoren om de moeder van de Heere Jezus te zijn. De Heere laat Zijn oog vallen op het geringe, omdat Hij het dwaze van de wereld heeft uitverkoren, het zwakke, het onedele en het verachte.

Dat horen we ook in Micha 5. De beloofde Heerser zal niet geboren worden in de residentiestad Jeruzalem, maar in het gehucht Bethlehem. In het verleden stond hier de wieg van koning David. In de toekomst zal hier de kribbe van Koning Jezus staan. Want ”gij, Bethlehem Efratha, gij zijt niet té klein”, bedoelt de Heere te zeggen in de tekst. Is dat geen vertroostend evangelie in deze adventstijd?

God gaat het hoge voorbij en zoekt het nederige. Voor Hem behoeven we geen geestelijke hoogvliegers te zijn. Misschien moet u wel belijden dat uw geloofsleven vaak zo armetierig is. Als u anderen hoort spreken over de geestelijke dingen, ervaart u sterk uw eigen armoede en onwaardigheid, omdat u zelf maar zo weinig te vertellen hebt. En dan kan de vraag bovenkomen of er voor u wel genade is.

Dan mag deze profetie u bemoedigen. De Heere verkiest juist het geringe. Uit dat kleine, onbe­duidende Bethlehem zal de beloofde Verlosser voortkomen. Als een Heerser nota bene! Opnieuw een rijke adventsnaam waarin de grootheid en de macht van Christus worden voorzegd. Hij is de Koning aan Wie de troon van Zijn vader David gegeven zal worden.

En gij Bethlehem Efratha … Bethlehem is de stad van de grote Koning, de plaats van herkomst van de door God beloofde Messias. Vindt u dat niet vreemd? Zeker, Bethlehem is de stad waar de wortels liggen van het huis van David, de grote koning uit wiens geslacht de Messias naar het vlees geboren zou worden. Daar heeft Boaz, de man uit Juda zijn vrouw gevonden terwijl zij aren opraapte op zijn akker: Ruth, de Moabietische. Daar is Obed geboren, de grootvader van David en Isai, de vader van David, en David zelf.

En Bethlehem is gebleven wat het voordien ook al was: klein en onaanzienlijk. De mensen in Jeruzalem – voor hen is deze boodschap van Micha allereerst bestemd – halen hun schouders op bij het horen van die naam. Bethlehem stelt niets voor. Jeruzalem is de koningsstad. Daar gebeurt het, daar is de macht. Maar de Heere wijst naar Bethlehem.

Als het Davidische koningshuis op instorten staat, mag de profeet Micha in onze tekst een machtige Messiaanse heilsprofetie laten horen. De Heere begint opnieuw in Bethlehem. Dwars door de oordelen heen handhaaft de Heere Zijn belofte aan het huis van David en mag het gezongen worden: ‘Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt’.

Ds. C. G. Vreugdenhil

Groeien in het toevluchtnemend geloof

Ruth 2:12-13: “… uw loon zij volkomen van de HEERE… onder Wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen. Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart van uw dienstmaagd gesproken hebt…”

 

Boaz heeft zich niet geschaamd om Ruth vriendelijk aan te spreken. Ruth kan het niet op. Ze buigt heel diep. Haar onwaar­digheid komt des te scherper uit in het licht van Boaz’ vriende­lijkheid. En dat Ruth de weg is gegaan van de armoede en ontlediging achter Naomi aan gaat Boaz rijk belonen. Deze weduwe heeft na de dood van haar man niet gebroken met haar schoonfami­lie. De liefde en trouw jegens haar schoonmoeder is niet gering. Het zijn de vruchten van haar geloof, het werk van God in haar. Voor wie zich onvoorwaardelijk overgeeft aan de Heere en gewillig de kruisweg gaat, valt het altijd mee.

Als een ontheemde ‘buitenlandse’ heeft Ruth de toevlucht genomen onder de vleugels van Israëls God. Ze weet: buiten die vleugels ben ik weerloos en ten dode opgeschreven. Daarom neemt ze de toevlucht. Het geloof is altijd ’toevluchtnemend’ van aard. Of je de Heere nog maar kort kent of al veel langer. “God is een toevlucht voor de Zijnen” (Psalm 46:1 berijmd). Wie de toevlucht neemt tot God beseft: buiten Hem kan niemand voor mij zorgen. Buiten Hem is geen leven en geen geborgenheid. De bloedvloeiende vrouw wist het zeker: als ik Jezus aanraak ben ik genezen.

Gelooft u dat ook? Toevlucht nemend geloof beseft: bij Jezus moet ik zijn. Hij is gewillig. Hij nodigt zo vriendelijk. “Heer’ ik kom tot U, hoor naar mijn gebed, vergeef mijn zonden nu; en reinig mijn hart.”

Die ‘vleugels’ van God wijzen op Zijn bescherming en ontferming. En wie de toevlucht neemt onder de schaduw van Zijn vleugels verwacht het niet meer van zijn eigen kracht. Je verraadt daarmee juist dat je zelf weerloos en machteloos bent. Vooral echter dat je schuilen wil in Zijn nabijheid in Christus. Dat is het geheim. Die vleugels van God zijn de gekruiste borgarmen van Jezus. Wie tot Hem vlucht, voor die valt het eeuwig mee.

Dan ervaar je dat genade altijd naar meer smaakt. Wie het geloof mag beoefenen, wil daarin graag groeien. Boaz was zo genadig geweest voor Ruth, zo vriendelijk en zo goed. Hij heeft haar getroost. Ruth is geraakt door zijn woorden. Hij heeft zulke heerlijke dingen gezegd. Ze wil graag op zijn land blijven. Daar is het zo goed. Boaz heeft ‘naar het hart van Ruth gesproken’.

Hebt u dat wel eens ervaren onder de bediening van het Woord? Dat u getroost werd. Dat precies onder woorden gebracht werd, wat er in uw hart leefde. En dat op een manier zoals u het zelf niet eens onder woorden had kunnen brengen. Wat een verwondering als je zo hoort vertellen wat er in je hart leeft. Daardoor gaat je hart nog sterker uit naar de Heere en de geloofskennis van Hem. Wonderlijk is dat: genade doet vragen om nog meer genade. Het geloof zoekt altijd verdieping, groei.

Genade maakt niet hoogmoedig, maar ootmoedig. Genade maakt verlegen om hoe langer hoe meer genade. Ruth had al genade gevonden en nu vraagt ze er weer om. Vindt u dat vreemd? Wie iets van Gods liefde in Christus heeft geproefd, gaat vragen: “Laat mij genade vinden in Uw ogen.”

Als je dat bidt ben je zelf rechteloos. Je ziet geen verdienste­lijkheid in je eigen daden. Je bent alleen maar verwonderd over Gods genade. Je wil nog dieper en zekerder geloven. En wat kan het dan goed doen als je iemand tegenkomt, die dat verlangen begrijpt en ‘naar je hart’ spreekt. Ja, zeg je dan, zo is het! Het is mij om God begonnen, om Zijn nabijheid en genade, Zijn liefde en Zijn geborgenheid. Wie Jezus in de ogen ziet (in het Evangelie), ziet één-en-al genade. Dat geeft groei in het toevluchtnemend geloof.

 

Ds. C. G. Vreugdenhil