Bijna bewogen

Gij beweegt mij bijna een Christen te worden.
(Handelingen 26 vers 28b)

Paulus is gevangengenomen en naar Cesarea gebracht. Na de verantwoording voor Felix, de stadhouder moet hij zich voor diens opvolger Festus verantwoorden om welke reden hij gevangengenomen is. Daarbij wordt Paulus genoodzaakt zich op de keizer te beroepen. Terwijl hij nog in Cesarea verblijft, brengt koning Agrippa met Bernice een bezoek aan Petrus. Deze wil diens advies wel inwinnen, wat hij met Paulus moet doen. Agrippa wil daaraan wel voldoen, maar wil dan ook eerst Paulus horen.

Zo ontvangt Paulus de gelegenheid zich voor Agrippa te verantwoorden. Hij getuigt van zijn roeping en de opdracht die de Heere hem gegeven heeft om de heidenen het evangelie te verkondigen. Agrippa heeft met aandacht het woord van Paulus aangehoord en het heeft hem niet onberoerd gelaten. Hij staat niet zo vreemd tegenover wat de stadhouder als razernij betitelt. Het geslacht van de Herodessen weet van Johannes de Doper, de vriend van de Bruidegom. Ze hebben Jezus gezien op Zijn kruisgang en het gerucht van de apostelen vernomen. Ze weten van de groei van de gemeenten. Agrippa gebruikt het woord “christen” en blijkt ingewijd te zijn in de ontstaansgeschiedenis van de kerk.

Hij is uit het geslacht van hen die van het Woord weten. Nu wordt hem het Evangelie aan het hart gelegd. De deur der genade staat voor hem nog open, de gezant van de Heere tracht hem te dwingen om in te gaan. Agrippa geraakt in tweestrijd. Er gaat iets uit van de man vóór hem, waarvan hij onder de indruk komt. Zal hij opstaan en zich gewonnen geven? Zal hij uitroepen: wat moet ik doen om zalig te worden? Neen, voor de beslissende stap deinst Agrippa terug.

Waarom? zouden we kunnen vragen. En dan weten we dat Paulus slechts een mens is, die plant, maar afhankelijk is van de wasdom van de Heere. Hij kan het hart niet veranderen. Zonder de werking van de Heilige Geest zal het Woord niet levendmaken. Maar de waarheid heeft ook nog een andere zijde: Agrippa wil niet, hij verhardt zich en kiest tegen de Heere. Hij wil Mozes’ keus niet. Het verloren gaan is niet allereerst een lot, maar het heeft altijd een geschiedenis achter zich. Een geschiedenis van een ingaan tegen de roepstemmen.

Ook bij Agrippa is er iets dat de bewogenheid onderdrukt en overwint. Hij ziet Paulus wel als christen, maar in een keten, hij draagt de smaadheid van Christus’ kruis. Hij hoort Festus’ kritiek: gij raast Paulus. Hij weet Bernice naast zich aan wie hij met vele zondenbanden is verbonden. Het christen worden brengt de eis met zich mee zijn begeerlijkheden te kruisigen, maar die koestert Agrippa. Hij zou misschien wel christen willen worden, als hij Agrippa kon blijven. Hij zou ’t leven willen winnen, zonder er iets bij te verliezen. Wat ontbreekt hier?

Het leven zonder God is hem geen last. Hij haat de zonde niet als zonde tegen God. Hij kent geen droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt. De rechtvaardige zal nauwelijks zalig worden. Maar een geveinsde die deze droefheid zeker niet kent zal, ondanks zijn hoop behouden te worden, niet zalig worden, zolang hij erin volhardt. Er is een wezenlijk onderscheid tussen de ware- en de schijn-christen. De oprechte kan de vuurproef van een ontdekkende prediking doorstaan en wenst dat hetgeen waarop hij zijn hoop vestigt, getoetst wordt aan Gods Woord. Hij wil weten dat Gods werk in hem waarheid is en wenst op een vast fundament gebouwd te worden. Ook wil hij zalig worden in een weg, waarin God aan Zijn eer komt, zonder dat Zijn deugden gekrenkt worden. Hij heeft de Heere nodig en zoekt Hem in het verborgen. Het geloof werkt door de liefde en het verandert en vernieuwt de oprechten. Daardoor kent hij ook de strijd tegen de zonde als zonde, ook met hetgeen daarvan in hem opwelt.
De nabij-christen is bevreesd voor de gevolgen van de zonde. Hij is als iemand die bang is om te eten, omdat hij bevreesd is dat het hem slecht bekomt. Zo is de nabij-christen bang voor de straf en heeft strijd met de dodelijke zonden, maar niet met hetgeen in zijn gedachten leeft. Uiterlijk kan hij de weg ten hemel gaan en tot grote hoogte komen. Onder de ontdekkende prediking zal hij geen acht slaan op wat tot toetsing wordt voorgehouden.

Er is geen moeilijker werk dan een mondchristen te bekeren, al is bij de Heere alles mogelijk.
De oprechte is bevreesd en helaas traag om de beloften van het evangelie op zich toe te passen voor wie ze toch juist bedoeld zijn. Maar de Heere is de Eerste en de Laatste en weet wat van Zijn maaksel te wachten is.

Lezer(es), is verlangen naar oprechtheid ook kenmerk van uw leven? Dan weet de Heere waar het u om te doen is en zal Hij u niet beschaamd laten staan. Vraag maar veel ontdekkend licht en zoek uit Zijn Woord het onderwijs te ontvangen dat tot de kennis van de enige grondslag van zaligheid leidt namelijk de gekruisigde Christus.

 

Ds. H. Paul