Het nieuwe kleed

Zo zal ook de opstanding van de doden zijn (…)’ (1 Korinthe 15:42); ‘Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden (…)’ (1 Korinthe 15:53); (…) wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden (…)’ (2 Korinthe 5:4).

In 1 Korinthe 15 trekt Paulus alle registers open om de lichamelijke opstanding te verdedigen. Hij noemt het lichaam een zaad dat in de aarde gezaaid wordt in verderfelijkheid en dat in heerlijkheid wordt opgewekt. Een christen gelooft in de opstanding van de doden. Jesaja schrijft daar ook over: ‘Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan.’ Het Oude Testament geeft veel minder teksten over de lichamelijke opstanding dan het Nieuwe Testament, maar ze zijn er wel.

Paulus wijst op het verschil tussen hemelse en aardse lichamen. Daarbij gaat het om de eigenschappen die deze lichamen hebben. Van die hemelse lichamen hebben wij ‘enige’ voorstelling als we denken aan het opstandingslichaam van Christus. Dat is eigenlijk ons enige houvast. Paulus zegt wel met grote nadruk: ‘dít vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden’. Het gaat dus om ieders unieke persoonlijkheid en niet om de mens in het algemeen. De kleren maken wel de man, maar als je een etalagepop met nieuwe kleren omhangt, is het toch geen mens. De gelovigen zijn het zelf die onvergankelijk en onsterfelijk worden gemaakt. Wat wij in ons leven tussen onze geboorte en onze dood hebben en zijn, wat we doen en ondergaan, wordt niet allemaal weggeworpen. Houdt u daar nu ook rekening mee? Wat we nu hebben en zijn, dat wordt verlost van alle gevolgen van de zondeval, maar ons unieke menszijn blijft.

Soms zie je in de spiegel dat het nodig is om een nieuwe jurk of een nieuw kostuum aan te schaffen. Bij de opstanding uit de dood of de metamorfose als we bij de wederkomst nog in leven zijn, past het nieuwe kleed van de onvergankelijkheid en onsterfelijkheid. Johannes schrijft dat het nog niet geopenbaard is wat we zullen zijn, maar we zullen aan Christus gelijk zijn (1 Joh. 3:2). Al Gods kinderen krijgen een lichaam zoals Jezus heeft. Als de eeuwige bruiloft aanbreekt, steekt God al Zijn kinderen in het nieuw: het verheerlijkte en door de Heilige Geest gestempelde en geregeerde ‘geestelijke lichaam’, waardoor we in staat zijn om God voor eeuwig te loven en te prijzen. De levende verwachting van die toekomst is de graadmeter voor ons geloof. Wat een troost voor mensen die verkeren in de verdrukking van hun sterfelijk bestaan, omgeven door ziekte, pijn en afbraak. Jezus komt en Hij zal hun heil volmaken. Hoe dat zal gebeuren begrijpen we niet, maar God heeft het beloofd en daarom moet de ‘beste tijd’ nog komen.

We hebben de garantie in de opstanding van de Heere Jezus, Die aan de overzijde van de dood is opgestaan om nooit meer te sterven. De dood heeft niet het laatste woord. Wie Christus mocht liefkrijgen en leven door de kracht van Zijn opstanding en in de gemeenschap aan Zijn lijden, mag met vreugde uitzien naar deze nieuwe scheppingsdaad van God.

Paulus schrijft over het verlangen naar de hemel. Met het ‘uitgekleed worden’ bedoelt hij het sterven als je lichaam voorlopig aan het verderf wordt prijsgegeven. Zolang je nog in het aardse lichamelijke leven bent, ben je uitwonend van de Heere. Dan ben je nog niet met je ziel in de hemelse heerlijkheid en bekleed met het volmaakte bruiloftskleed van Christus’ gerechtigheid, zoals dat gebeurt bij onze verhuizing naar de hemel bij ons sterven. Hebt u voor uzelf helder wat er gebeurt op dat ogenblik? Dan moet u uw aardse lichaam verlaten en nog zonder verheerlijkt lichaam bij de Heere intrek nemen. Nog heerlijker zal het zijn als we ‘overkleed’ worden. Pas bij de wederkomst van Christus krijgen we een verheerlijkt lichaam. Dan worden al Gods kinderen overkleed met het kleed van de onvergankelijkheid en de onsterfelijkheid. Bij die transformatie worden we gelijkvormig aan het lichaam van Christus.

Toch gebruikt de apostel het woordje ‘naakt’ voor het verlies van ons aardse lichaam. Dat is een merkwaardige gedachte, dat je zuchtend opziet tegen de verlossing. Ten diepste is dat angst voor de toekomst, voor de dood en het lijden. Ons huidige bestaan is zo kwetsbaar en door de dood omringd. We kunnen echt niet in onze oude plunje blijven rondlopen. Wie wil er nu graag sterven? En toch … als de liefde trekt en je over alles heen ziet, verlang je ernaar om overkleed te worden met het verheerlijkte opstandingslichaam.

Ds. C.G. Vreugdenhil