De doop van de Heere Jezus (1)

“Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.” (Mattheüs 3:15)

Johannes de Doper is de voorloper van Christus. Hij was een echte boetgezant, een laaiende fakkel in de geest en de kracht van Elia. In het verband van onze tekst is hij op het hoogtepunt van zijn bediening. Hij preekte de doop der bekering tot vergeving van zonden. Profetisch radicaal riep hij op tot bekering en hij brak al de eigen gemaakte bolwerken van zelfgenoegzame vroomheid bij de Joden af. Tegelijkertijd dringt de liefde van Christus hem! Zo horen we hem uitroepen: Zie het Lam Gods!

Waarom doopte Johannes eigenlijk Joden? De Joden die tot hem kwamen en door zijn prediking geraakt werden, waren al besneden kinderen van Abraham. Zijn doop was verbonden met bekering en vergeving der zonden. Een boetedoop om zo te zeggen. Bij duizenden kwamen ze naar hem toe om gedoopt te worden in de Jordaan.

Johannes doopte Joden! Dat gebeurde nooit. Alleen heidenen die tot het Joodse geloof overkwamen, werden besneden en gedoopt. De besnijde­nis op zichzelf was niet genoeg. Heidenen werden vanwege hun afgoderij en hun leven in de zonde als zo verdorven, zo besmet door de zonde gezien, dat zij helemaal gewassen moesten worden. De doop is het beeld van die afwassing. De doop tekende hun bekering uit en hun definitieve afscheid van het verleden. Dit was zo belangrijk dat een heiden die al wel besneden, maar nog niet gedoopt was, nog als heiden werd gezien en niet als Israëliet!

Nu gaan we de scherpte van Johannes’ prediking verstaan. Hij doopt Joden. Hij zet de besneden Jood, de kinderen van het verbond op één lijn met de heidenen. Naar hun innerlijk geldt ook van hen: U bent wel besneden, maar geen ware Israëliet! Je kunt uitwendig het teken van het verbond ontvangen hebben, terwijl je innerlijk met de heidenen op één lijn staat. Je besnijdenis moet een geestelijk doorleefde werkelijkheid worden, en dat is het als ook je hart besneden is: als je wedergeboren bent.

En wat zegt die doop nog meer? U moet van uw zonden af en dat kan alleen God geven. In onszelf zijn we onrein. Maar er is reiniging. Johannes doopt met water als teken van de vergeving van zonden. Jezus gaf Zijn bloed om Zijn kinderen werkelijk schoon te wassen. Hij belooft ook de Geest, Die het geloof werkt. Die vergeving is er door het geloof in Christus. Dat hebben wij allen nodig om behouden te worden.

Johannes zegt: Ik doop u met water maar de Messias doopt met de Heilige Geest. Hij bedoelt: ik doe maar iets voorlopigs, iets betrekke­lijks. Maar wat Jezus zal doen is blijvend, eeuwig! Hij doopt met Heilige Geest! Ik geef u slechts het teken, maar Christus geeft de uitgetekende zaak! En die Geest, waarmee Christus doopt, is nodig om ons de betekenis van de doop met water te doen verstaan.

Johannes predikt: Hij komt, die sterker is dan ik! Wat Johannes niet geven kan, kan Christus wel geven. Christus kan onze geestelijke dood verbreken en onze onmacht wegnemen. Hij is sterker dan alle machten van de zonde en de dood: ongeloof en twijfel en alles wat voor u zo onmogelijk lijkt. Hij kan het u geven. En Hij wil het ook. Daarvan is het doopwater een teken, een teken van de gewilligheid van Christus.

Daar staan ze, aan de oever van de Jordaan, Johannes en Jezus. Wat een bijzonder ogenblik. Hier is de Koning! En Hij staat daar opeens in het midden van al die mensen. Te midden van al die tollenaren en soldaten en zondaren. Alsof Hij ook in dat rijtje thuishoort. Maar Hij schaamt Zich voor hen niet. Hij heeft Zich erop verheugd om te midden van dit volk Zijn arbeid te mogen beginnen. Hij is immers de Vriend van tollenaren en zondaren. Johannes staat voor Hem. De mensen kijken Hem aan. Het water in Bethabara stroomt zoals altijd. En dan zegt Jezus: Johannes, Ik wil ook gedoopt worden.

Johannes staat perplex. Moet hij, de knecht en wegberei­der van deze grote Koning, Hem dopen? Moet de mindere de Meerdere dopen? Maar… welke zonden had de Heere Jezus dan te belijden? Van welk kwaad moest Hij Zich bekeren? Voor welke schuld moest Hij vergeving ontvangen? Wat zou er dan van Jezus in het doopwater van de Jordaan achter moeten blijven? Hij is toch de heilige Zoon van God, de Messias?

Verbazing grijpt Johannes aan. Het zegt: ‘Komt Gij tot mij? Ik heb nodig van U gedoopt te worden, ik ben een zondaar, maar U bent de Heilige’! Blijkbaar was Johannes de Doper zelf nog niet gedoopt. De doop hoorde bij zondaren. Johannes doopte immers met de ‘doop der bekering tot vergeving der zonden’. Nu begrijpen wij waarom Johannes daarvoor terug­deinsde. Die doop betekende een veroordeling. Door het water van de doop wordt ons de onreinheid van onze zielen aangewezen. Die doop wees aan dat de Joden in zichzelf op één lijn stonden met de heidenen, tollenaren en zondaren, mensen vol van ongerechtigheid.

Dat kon van Jezus niet gezegd worden. Hij is volkomen heilig. Wilde Hij gedoopt worden? Dat is toch ongerijmd? Er staat: Johannes weigerde Hem zeer. Dat betekent: hij hield aan met weigeren. Argumen­ten genoeg. Jezus was zondeloos. Heel zijn Messias-beeld gaat overhoop. Heel zijn christologie valt aan scherven. Jezus gedoopt? Nee toch! Johannes had wel een ruime dooppraktijk. Hij doopte allerlei zondaren, als ze hun zonden beleden. Dan had hij geen moeite met hun doop tot vergeving der zonden. Maar Jezus, de Zondeloze, het vlekkeloze Lam, de Rechtvaardige, Die kan hij toch niet dopen! Vandaar zijn vastbera­den en aanhoudende weigering.

Maar daar maakt de Heere Jezus een eind aan. Hij zegt: ‘Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen’. Het is of Jezus met één veeg alle bezwaren van Johannes van tafel veegt. Jezus vereenzelvigt Zich met die zondaren om hem heen. Hij staat aan hun kant. Hij staat niet boven hen, ook niet tegenover hen, maar naast hen. Als een van hen daalt Hij straks af in het water van de Jordaan om Zich te laten dopen ten behoeve van hen. En daarom mag Johannes Hem niet tegenhouden. Jezus is de ‘Koning-Knecht’! Vandaar!

Hij geeft een duidelijke verklaring: Aldus betaamt ons alle gerechtig­heid te vervullen! Gerechtigheid! Wat bedoelt Hij daarmee? Alles wat door God van Johannes en Jezus in hun situatie geëist wordt. Johannes de Doper is geroepen om de Messias te dopen; en de Heere Jezus is geroepen om Zichzelf te laten dopen. Alles moet gebeuren volgens de rechtsorde van God. Voor Johannes gaat een heel nieuw aspect van Jezus’ messiaanse werk duidelijk worden. Hier komt het eerste zicht op Jezus plaatsbekleding. Johannes moet de verbinding leggen naar het Lam van God.

Voor Jezus betekende deze gerechtigheid van God dat Hij de straf op de zonde zal dragen. Hij gaat plaatsbekledend het doopwater in als was Hij Zelf een grote zondaar. Hij gaat buigen onder de schuld van Zijn Kerk. Als het doopwater zich boven Zijn hoofd zal sluiten, gaat Hij als het ware symbolisch onder in de dood. Hij voldoet aan de eis van Gods gerechtigheid. Hij wordt begraven in het watergraf. Dat is een erkenning van de schuld en de straf op de zonde. Maar Hij had Zelf geen zonde.

Zo is er de genade van de vergeving van zonden voor u en voor mij. De doop van Christus wijst in het begin van Zijn omwandeling op aarde al op zijn volbrachte werk aan het kruis. Jezus zal de mensen dopen met de Heilige Geest en met vuur. (vers 11) Op Pinksteren doopte Jezus Zijn discipelen met de Geest. De doop is het sacrament van de wedergeboorte. De Geest maakt levend door met Christus te verenigen. Hij brengt tot schuldbelijdenis en tot de roep om vergeving. Hij dompelt onze harten in de beloften door het geloof onder in het bloed van Christus. Dan vertrouw je heel je leven aan Hem toe. Dan weet je in Wie je geloofd hebt.

Jezus doopt ook met vuur. Wijst de doop met vuur op het komende oordeel? Het gaat over de reiniging en zuivering in de eindtijd. Wie de oproep tot bekering in de wind slaat, komt oog in oog te staan met het oordeel. Voor degenen die berouw hebben, betekent dat vuur beproeving en loutering tot versterking van het geloof. Of dat vuur beproeving of oordeel uitwerkt, hang af van onze reactie op het Evangelie.

Ds. C. G. Vreugdenhil