Alleen dóór Christus zalig

“En Jezus, van daar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Mattheüs; en zeide tot hem: ‘Volg Mij’. En hij opstaande, volgde Hem.”
(Mattheüs 9:9)

 

De tekst verplaatst ons naar Kapérnaüm aan de Zee van Galilea. Het lag aan de grote handelsweg van Syrië naar Egypte, en op de grens van het gebied van Herodes Antipas. Ergens in dit stadje stond het tolhuis, het douanekantoor. Nu leidt de weg des Heeren juist langs dit tolhuis. Dat is geen toeval. Gods eeuwige raad heeft ook dit gebeuren bepaald. De Vader heeft werk voor Christus.
Ook van wat Hij hier gaat doen, geldt wat Hij straks zal zeggen in Zijn hogepriesterlijk gebed: ‘Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen’ (Joh. 17:4). Niet voor niets wordt van deze Levi gezegd, dat hij ook Mattheüs heette: die naam betekent ‘geschenk van de Heere’. Deze tollenaar was voor Christus een waar en kostbaar geschenk van Zijn Vader.

Er zal wel geen tekst in Gods Woord staan, waarin de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid, zo kort en bondig voorkomen als deze tekst. Levi’s ellende wordt getekend met deze enkele woorden, dat hij een mens was, die zat in het tolhuis. Het staat er ook met nadruk: Jezus zag een méns. Wat wil dat zeggen? Een schepsel Gods; goed geschapen, nameloos diep gevallen. Eens drager van Gods beeld, nu dragend het merkteken der zonde. Verder lezen wij van hem alleen, dat hij zijn dagelijks beroep aan het doen was. Niet meer, niet minder. Wij lezen niet, dat deze mens een vloeker, spotter, hoereerder of dronkaard was. Hij zat alleen maar in het tolhuis. Maar meer ook niet! Zijn werk was zijn leven. Hij ging er geheel in op. Van hoevelen onder ons zou dat ook gezegd kunnen worden? Zij leven niet in uitbrekende zonden; gaan misschien netjes naar de kerk en leven verder onberispelijk. Maar God en Zijn dienst hebben verder geen enkele wezenlijke betekenis voor hen. De ontzaglijke eeuwigheid verschrikt niet, de schuld drukt niet, de dienst des Heeren trekt niet, de noodzaak der wedergeboorte weegt niet.

Toen kwam de Heere voorbij. Daar hebt u het stuk der verlossing. Hij zeide tot Hem, zo lezen wij: ‘Volg Mij!’ De Heere bekeert een mensenkind doorgaans door Zijn Woord. Hij spreekt als Machthebbende. Doden zullen horen de stem van de Zoon Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven! Zulk een kracht heeft dat spreken van Christus, dat Mattheüs onmiddellijk opstaat en het tolhuis verlaat. Daar ligt het geld nu. Wat een offer! Lukas schrijft er bij, dat hij álles verlaten heeft; Mattheüs vermeldt dat zelf niet. Het zal hem veel gekost hebben. Maar hij had het er graag voor over. Het heeft hem ook nooit berouwd, de keus van het smalle pad. Hij volgde Hem, staat er tenslotte. Daar hebt u de dankbaarheid. Denk er niet gering over! Het gaat dwars tegen de wil van ons vlees in. Het vraagt een achter Hem komen, een opnemen van het kruis en een verloochenen van zichzelf. De weg die Christus ging, was een weg waarin Hij Zelf steeds meer plaats ging maken voor Zijn bloedige offerande.
Mattheüs heeft ongetwijfeld veel gerekend in zijn beroep. Maar nu moest hij gaan leren op nul uit te komen en alleen schuld over te houden. Dacht hij aanvankelijk, mét Christus zalig te kunnen worden, hij moet gaan leren alleen dóór Jezus zalig te worden. En dat is een groot verschil. Hebt u dat ook al geleerd?

Ds. A. Moerkerken