Een woord uit het hart

“Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.” (Johannes 6:68)

Dit woord wijst op een tere liefdesband. De discipelen zijn van harte aan de Heere verbonden. Dat is met de schare niet zo. Velen vinden in hun godsdienst en strenge onderhouding van de wet, het leven. Ze hebben genoeg aan hun voorrechten, deugden en plichten. Daarom keren ze zich van Christus af. Aan Zijn woorden hebben ze geen behoefte, maar met Petrus en de andere discipelen is het anders. Ze kunnen Zijn woorden, ja Christus Zelf niet meer missen.

Voor Hem heeft Simon zijn visnet verlaten en Levi zijn tolhuis achter zich gelaten. De liefde Gods is in hun hart uitgestort. Ze hebben, door genade, de Messias, de Beloofde der vaderen gevonden, van Wie Mozes en de profeten spraken. De brug naar hun vroegere leven, ook in godsdienstig opzicht, is opgehaald. Ze kunnen buiten Hem niet meer leven. Is dit ook uw taal? Zegt u het Simon Petrus na: ‘Heere, tot Wie zullen we anders heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens!’ Waarin vindt u het leven, uw vreugde en blijdschap?
Helaas zijn er velen die hun leven en vermaak in de wereld vinden. De wereld zegt: ‘Pluk de dag, je leeft maar één keer. En straks bij de dood is alles voorbij. Dood is dood.’ Wat zal het een ontnuchtering zijn als straks het tegendeel ervaren zal worden. De Bijbel noemt iemand die zegt dat er geen God is een dwaas. Maar al zeggen we het niet, houden we in onze handel en wandel, woorden en werken rekening met God? De Prediker zegt zo ernstig: ‘Verblijd u, o jongeling (en dat geldt ook ouderen) in uw jeugd, en laat uw hart u vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten en in de aanschouwing uwer ogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht.’

Anderen zijn tevreden met een uitwendige godsdienst. Maar dan houdt u het, net als de schare, bij Jezus niet uit. Dan komt er ergernis als Hij spreekt over de noodzaak van verzoening door voldoening. De boodschap van onze schuld en verlorenheid wekt verzet. Als Christus over geestelijke blindheid spreekt, vragen de geestelijke leidslieden of zij ook blind zijn. Er komt vijandschap als de Zaligmaker de onmogelijkheid aanwijst om door eigen kracht de gemeenschap met God te bewerkstelligen. Ook vandaag zijn er velen die de leer van de radicaliteit van de genade verwerpen. Zij willen wel van een helpende Zaligmaker, maar niet van een volkomen Verlosser horen. Dat komt omdat ze ten diepste eigen verlorenheid niet peilen. Wie hierin onderwijs krijgt, gaat anders tegen deze zaken aankijken. Dan is de verkiezing niet langer een muur, maar een poort. Zonder verkiezing is er geen zaligheid. In de ontmoeting met de Zaligmaker en het proeven van de zaligheid wordt tegelijk het wonder van de verkiezing aangebeden. In de hemel is er het eeuwige loflied op het wonder van de verkiezende liefde van de Drieenige God. Van dat loflied worden op aarde de eerste tonen geleerd, door jongeren en ouderen die leren dat alleen in Christus het ware leven te vinden is. Voor hen worden Christus’ woorden van levensbelang. Ze worden woorden des levens en daarom ook onmisbaar. Ze kunnen er niet meer buiten en zijn verlegen om het Evangelie dat van genade en vrede spreekt. Ze zeggen met David: ‘Zeg tot mijn ziel, Ik ben uw heil.’ Hoe zalig is Zijn spreken als alle hoop op behoud door eigen werken en verdiensten ons ontvalt en niemand, behalve deze van God gegeven Zaligmaker, onze ziel kan bevrijden van zonde en dood. Als Hij in de verlorenheid van het leven Zich openbaart als de Weg, de Waarheid en het Leven. Hoe troostrijk zijn dan Zijn woorden in ons hart: ‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.’
Welk een zaligheid wordt er gesmaakt als de Heilige Geest ons ook verzekert van de vergeving van onze zonden en een genaderecht schenkt op de hemelse erfenis. De Heere spreekt altijd door Zijn Woord.
Hoe staat u tegenover dat Woord? Kunt u uw Bijbel wel missen? Als dat zo is, bent u eigenlijk diepongelukkig. Het Woord is immers het instrument van de Geest. De woorden van God moeten ons onmisbaar worden. Gelukkig de jongere, de oudere die met Petrus mag zeggen: ‘Heere, tot Wie zullen we anders heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.’

 

Ds. B. van der Heiden

Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden

“Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?” (Romeinen 2:4)

Als u dit onder ogen krijgt, worden de jaarlijkse dankdagen weer gehouden. Hoewel het in alles openbaar komt dat de Heere een twist heeft met de inwoners der aarde, schenkt Hij ons dit nog. Moeten we ons niet verwonderen over al het goede dat de Heere ons doet toevloeien. We hebben ieder voor zich alle reden om neer te zinken aan de voeten des Heeren.

Maar ware dankbaarheid is geen vrucht van onze akker. We beseffen onze afhankelijkheid niet en we zien Gods geopende hand niet. Wat zou het een voorrecht zijn, wanneer we last kregen van ons ondankbaar hart. Ook Gods kinderen moeten vermaand worden: ‘Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden’.

De woorden van onze overdenking zijn een vraag. God komt tot ons met een vraag van zelfonderzoek: ‘Of veracht gij de rijkdom Zijner goedertierenheid?’ Betoont de Heere Zijn goedertierenheid niet hierin, dat we nog mogen leven?

Hoe dikwijls vlogen de pijlen des doods vlak langs ons heen? Ze troffen een vriend, een kind, wij bleven gespaard. Wat een onderscheid heeft de Heere gemaakt, waar geen onderscheid was. Van die goedertierenheid getuigt ook onze gezondheid. Wie haar moet missen, mist voor het leven heel veel.

Hij klaagde: ‘De vossen hebben holen, de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd kan neerleggen’.

Heeft de Heere ons als natie niet vele bewijzen van Zijn goedertierenheid geschonken? In zoveel landen wordt er bloed vergoten en wij mogen nog in vrede leven. Andere volkeren op de aarde werden door het oorlogszwaard getroffen en ons ging de Heere tot hiertoe voorbij. Die rijkdom komt ook uit daar we mogen leven in het licht van het Evangelie. Velen horen die boodschap nooit. Echter tot ons komt de Heere dag aan dag in het gewaad van Zijn Woord. Ook dit jaar werden we geroepen, genodigd en gelokt. Wat hebben we met die boodschap gedaan?

Wat is de Heere verdraagzaam en lankmoedig geweest. Wij hebben Gods gebod overtreden, onze schuld groter gemaakt, wat is God groot, dat Hij in Zijn lankmoedigheid het oordeel heeft uitgesteld. En wat is nu Zijn oogmerk daarmee?

Wat bedoelt Hij met de openbaring daarvan? Het moet bij ons komen tot waarachtige bekering, want een mens stelt zijn bekering altijd uit. Hoe nodig is het dat ons hart geraakt wordt, vertederd en verbroken. Dat wij ons leren kennen als een verloren zondaar of zondares voor God.

Als Gods Geest ons bearbeidt, leren we onszelf kennen als van God afgevallen en de duivel toegevallen.

Dan kunnen we niet begrijpen dat God zo goed voor ons is. Dan staat Zijn grote goedheid tegenover onze slechtheid. Dan worden wij verbroken en verslagen, dan smeken we: ‘Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent’. Dan hebben we aan de zegeningen niet meer genoeg, dan gaat het om God zelf. Wat een wonder wanneer zo één nog zalig kan worden. Dan weidt onze ziel daar met een verwonderend oog.

Dan wordt er een dankdag gehouden op de puinhopen van ons bestaan, maar dan mag er ook gestameld worden: ‘Ik dank U HEERE! dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij’.

Ds. A.J. Gunst