Liefde en inwoning (1)

“Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken” (Johannes 14:23.)

Als jonge stellen gaan trouwen hebben ze bijna altijd een eigen woning. Een huurwoning, of een koopwoning die ze opgeknapt hebben. Het gebeurt wel eens dat ze een kamer moeten verhuren om de hypotheek op te brengen, maar zo’n inwoning is niet altijd even plezierig, want je moet wel heel goed rekening met elkaar houden. Meestal is inwoning niet zo’n succes.

In onze tekst gaat het ook over inwoning en dat is een grote zegen. Dat is zo rijk en zo heerlijk dat het bijna niet met woorden te zeggen is. U wordt er echt helemaal gelukkig van. Je krijgt vrede en troost, ondanks dat je in alles rekening moet houden met die inwoning. Weet u Wie Zijn intrek wil nemen in ons hart en in ons leven? Dat is God, de drie-enige God: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Je kunt ook zeggen: God de Vader en God de Zoon wil in ons wonen door de Heilige Geest. Die grote, heerlijke, heilige God wil wonen in de harten van Zijn kinderen.

In Zijn discipelen. Dat zijn mensen die Jezus liefhebben en die Zijn Woord bewaren. Tot hen zegt Jezus: Wij (de Vader en Ik) zullen tot hem komen en woning bij hem maken. Dat is toch een duizelingwekkende gedachte! De drie-enige God Die woont in een klein zondig mens. God woont in Zijn kinderen door de Heilige Geest. Zoiets vind je in geen enkele andere godsdienst. Hoe is het mogelijk dat God zo dicht bij ons wil komen? Die God voor Wie Abraham op zijn aangezicht ter aarde viel. Zo groot, zo heilig is God. De Heilige Israëls. God boven ons, God voor ons, wil ook zijn: God in ons!

Dat de Geest van God op mensen rust dat kom je op heel veel plaatsen in de Bijbel tegen. Dat de Geest over mensen komt staat ook vaak in de Bijbel. Maar het meest innige en intieme is toch  wel dat God ín ons komt! Dat je helemaal vol wordt van God. Van de Geest van Christus. Hij waait waarheen Hij wil, maar dat gebeurt nooit los van Christus. Dat gebeurt nooit los van het lijden van de Heere Jezus aan het kruis en van de opstanding van Christus in de hof van Jozef. Het eigene van de Geest is immers dat Hij ons Christus op het hart bindt.

De Geest staat ook niet los van de Vader. Hij wordt verschillende keren de ‘belofte van de Vader’ genoemd. Maar ook de Trooster, zoals in Johannes 14. De Trooster is Degene Die namens Jezus helpt en bijstaat. Nu zegt de Heere Jezus tegen Zijn discipelen: “Wij, de Vader en Ik, zullen tot hem komen en woning bij hem maken. Deze belofte is vervuld op Pinksteren. Daarom staat er in het Pinksterevangelie: “… en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest”. De Heilige Geest vervult de harten van Gods kinderen. Die maakt gemeenschap tussen God en mensen en dan komt de Geest bij mensen woning maken voor de Vader en de Zoon.

Hoe moet je je dat nu voorstellen? Wel, zoals God in de Kerstnacht in de kribbe komt in de Persoon van de Zoon, zo komt God op de Pinksterdag in de harten van de gelovigen in Jeruzalem in de Persoon van de Heilige Geest. Eerst kwam Hij in het vlees om als mens op deze aarde te lijden en te strijden, om het offer te brengen en de zaligheid aan te brengen. En op Pinksteren komt God in de Geest om in de harten van de Zijnen te wonen.

Het is de drie-enige God Zelf, Die hen leidt op al hun levenspaden. Die hen troost, Die altijd bij hen blijft. Wat een rijke Pinksterweelde. Christus hun oudste Broeder en Zaligmaker, Die lichamelijk naar de hemel gevaren is, woont door de Heilige Geest in hun harten. God de Vader komt hen zo nabij dat ze door de Geest mogen roepen: ‘Abba, Vader’ (Romeinen 8:15). Juist als het moeilijk is. Juist als ze de weg niet meer weten, want dat woordje ‘roepen’ is niet iets van aanbidding, maar dat woordje roepen betekent een roep in angst, een roep in doodsnood. Het komt eigenlijk van de schreeuw van een vogel die in doodsnood is. Dát woordje roepen wordt gebruikt. Dus Vader aanroepen, zoals een kind in nood roept: Papa, help! Zo! Vader, help! Hebt u dat wel eens? Als je het moeilijk hebt en je weet niet meer hoe het moet en er gebeuren dingen die je  anders had gewild, dan mag je roepen: ‘Vader! Lieve Vader! Help me toch in mijn nood’.

Iemand denkt  misschien: Is dat voor mij ook haalbaar? Jazeker, dat is haalbaar. Dit geldt –  staat er – voor allen die Jezus liefhebben. Dit geldt voor allen die Zijn Woord bewaren. Dus de vraag is: Doet u dat? Hebt u Hem lief en bewaart u Zijn Woord? Wat een voorrecht! Dan kun je nog wel vreemdeling zijn op aarde en toch ben je dan ten diepste niet eenzaam meer, want je mag altijd roepen: ‘Vader, help!’ Hoe moeilijk het ook in je leven wordt.

Het gaat hier niet om een hele diepe, ondefinieerbare, innerlijke, mystieke band met God zonder het Woord. Daar moet u niet aan denken. Want het is, zegt Jezus, voor de ‘Woord-bewaarders’ tot wie God komt om woning te maken. De ontmoeting en de omgang met God gaan nooit boven het Woord uit. Het Woord is en blijft doorslaggevend. En dat Woord bewaar je toch als je Hem liefhebt? Als je een liefdesbrief krijgt van een meisje, waarin ze zegt hoeveel ze van je houdt, dan gooi je die toch niet in de prullenbak? Die bewaar je toch? Zo is dat nu ook met het Woord van God. Dat Woord bewaar je in je hart. En je leest het nog eens over. In het Woord verklaart Christus ons Zijn liefde. En dat is zo rijk, dat bewaar je toch! Die hart innemende liefdesverklaring van de Bruidegom: Ik heb je liefgehad met een eeuwige liefde. Ik wil je hebben als Mijn Bruid, zoals je bent. Ik bekleed je met Mijn heil, Ik voed je met Mijn leven. Ik troost je met Mijn Geest. Ik red je door Mijn bloed. Ik ondertrouw je in gemeenschap van goederen: al het Mijne is voortaan voor jou. En jouw schuld werd de Mijne. Als u die woorden van Christus gelooft, dan geldt die belofte voor u ook: “Wij zullen tot Hem komen en Wij zullen woning bij hem maken.”

ds. C. G. Vreugdenhil

De zorg van God in de wisseling van de seizoenen

Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk” (Psalm 104:30b).

De lente is gekomen, maar het is nog koud. De bomen worden nog maar net groen. Fruitbomen beginnen te bloeien. In Psalm 104 bezingt de dichter de heerlijkheid van God in de schepping. “o Heere, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid” (vers 1).

God zorgt voor mens en dier, voor heel de schepping: de bergen en de fonteinen, de dieren van het veld en de woudezels, de zon en de maan, de dag en de nacht. Hij doet het gras uitspruiten, laat de vogels nestelen, geeft aan steenbokken en konijnen een schuilplaats en voedsel. Hij zorgt voor de vissen in de zee.

Dat is alles het algemene werk van de Heilige Geest in de schepping. Lees maar mee in vers 30: “Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk”. Heel de schepping spreekt van de heerlijkheid van God, Die Zich verblijdt in Zijn werken. De bedoeling van die openbaring van Gods heerlijkheid in het rijk van de natuur lezen we in vers 34: “Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in de Heere verblijden”.

Het is goed als we ons door dit – helaas wat koude – voorjaar in deze tijd tussen Pasen en Pinksteren laten opleiden tot de overdenking van Gods heerlijkheid. Niet alleen in het rijk van de schepping, maar ook in het rijk van de genade. Als in het voorjaar de aarde op vele plaatsen openbarst, en een bloemenpracht verschijnt in duizenden kleuren, dan roept dat ons op om God te prijzen.

Je kunt in de meimaand zelfs de zoete geur van de meidoorn ruiken. De zingende vogels en uitbottende knoppen, die bloeiende bloemen en zonovergoten akkers zijn als het ware een prediking. Een boodschap van God, de Schepper van dit alles. Hij laat iets van Zijn heerlijkheid zien in de natuur.

Misschien heb je daar nog nooit over nagedacht, maar dat weelderige bloemenleven van het voorjaar en de zomer is alleen maar mogelijk doordat de dood eraan voorafgegaan is. Er is een zaad in de aarde gezaaid. Dat zaad is in de aarde vergaan. Maar juist door dat sterven breekt er nieuw leven open. Leven door de dood! Je kijkt je ogen uit! Wat een bloemenpracht! Wat een schitterende kleurschakeringen! Wat een harmonie in kleur en vorm. Wat een schoonheid.

Dat is nog eens wat anders dan al die geluiden en beelden, die je dagelijks hoort via de media. Die laten ons de wantoestanden uit de maatschappij en de wereld waarin we leven, zien en horen. Oorlogsgeweld en natuurrampen staan op ons netvlies en beroeren onze geest. Je zou dat soms uit je gedachten willen bannen.

Kijk eens naar de bloemen op het veld, luister naar het gezang van de vogels in de lucht en verwonder je over de lammetjes in de wei. Zij vertellen ons een boodschap. Ongelooflijk mooi is die boodschap. Weet je wat de schepping van God ons te zeggen heeft? Die laat ons iets zien van de onuitsprekelijke heerlijkheid van God en zijn zorg voor ons.

Bloemen zijn aards, maar de heerlijkheid die God geven wil aan Zijn kinderen komt uit de hemel vandaan. Die heerlijkheid is de vrucht van het lijden en sterven van niemand minder dan de Heere Jezus Christus, de Zoon van God! Hij is Zelf als een graankorrel in de aarde gezaaid. Dit is een beeld van de kruisdood en de begrafenis van Christus op Goede Vrijdag. Maar Hij is niet in de dood gebleven.

Hij is opgestaan uit de dood. Het werd Pasen. De graankorrel is gestorven en in de aarde ontkiemd tot nieuw leven. Net als bij de bloemen en de vruchten in de natuur. Waarom deed Jezus dat? De Bijbel zegt: Opdat een ieder, die in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar het eeuwige leven zal hebben.

De dichter van deze Psalm ziet heel het leven, de schepping, zijn dagelijks werk en de opbrengst van het land vanuit zijn verhouding tot God. Vanuit de verzoening. Dan schittert alles vanwege de glans van Gods genade. Dan zie je daar het kruis achter.

Onze Psalm is een jubel op de schepping als een werk van God de Schepper. Maar ook een loflied op Gods goedheid in het onderhoud van Zijn schepping en in Zijn vaderlijke zorg voor de mens. Duidelijk wordt bij bestudering van deze Psalm dat de Heere Zijn schepping gegeven heeft om haar dankbaar te gebruiken en ervan te genieten. Wie dat beseft komt als vanzelf uit bij de lof op de Heere God.

In deze Psalm valt het licht van Gods genade over alle dagelijkse dingen. We lezen dat overal Gods hand achter zit: schepping en onderhouding, regen en vruchtbaarheid, gras voor de beesten en brood voor de mensen, arbeid en gezondheid, dat de zon opgaat over ons leven, onze nachtrust en de gang van de seizoenen als een werk van de Geest in de natuur.

Voorafgaand aan de lente is er de winter, ook met betrekking tot het geloofsleven. Ons leven van nature is koud en dood en onvruchtbaar. Er zit geen smaak en geen geur aan. Het zijn donkere dagen. Alles lijkt wel bevroren, er zit een dikke ijskorst om ons hart. Op zijn best zijn we brave kerkmensen, maar van binnen deugt het niet. We kunnen ijverig zijn, serieus leven, maar toch geestelijk dood zijn.

Maar als de Geest komt, verandert alles. De winter gaat voorbij en maakt plaats voor de geestelijke lente. Die verandering vertoont veel overeenkomst met de lente in de natuur. In de natuur verandert niet alles van de ene op de andere dag. Er zijn bomen en struiken die in een enkele dag tot bloei komen, bij anderen gaat het ontzettend traag. Niet anders is het in de geestelijke vernieuwing. Er zijn mensen die in een enkele dag of week zo krachtig tot verandering komen, dat het voor ieder duidelijk is dat ze zijn wedergeboren. Bij anderen kan het een strijd van jaren zijn voordat het nieuwe leven werkelijk krachtig en fris doorbreekt.

Het blijft echter niet altijd lente. De zomer komt met al haar groei en bloei. Is dat de meest productieve periode in een mensenleven? Op sommige punten misschien. Als het gaat over kwantiteit. Heel wat prestaties worden geleverd. Ook in de kerk en in het geloof. Toch is er soms meer vuur dan licht.

Zeker, er zijn zomervruchten. En die zijn nodig voor je levensonderhoud, ook in het geloof. De vrucht van de Geest is onmisbaar om in een christelijke levensstijl om te gaan met je naaste: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, ootmoed en zelfbeheersing.

Na de zomer komt de herfst. Dan denk je aan de 65 plussers. Maar ook aan geestelijke rijpheid. Wat een zegen als je dan nog fris en groen mag zijn om te verkondigen dat de Heere waarachtig is. Zoals het fruit pas in het najaar rijpt en zijn goede kleur en smaak krijgt, zo is het ook in het leven van een kind van God. Bij het ouder worden komt als het goed is de rijping tot een hoogtepunt.

We kennen allemaal het verschil tussen rijp en onrijp fruit. Het laatste is wrang, zuur en hard. Het eerste is zacht en zoet, sappig en vol van smaak. Geestelijke rijpheid is veel meer waard dan materiele rijkdom. Je ziet dat gelovige ouderen milder worden in hun oordeel, ze hebben meer zelfkennis en onderscheidingsvermogen en kunnen daardoor anderen bemoedigen.

Die geestelijke volwassenheid is nodig om in liefde en toewijding voor God en je naaste te leven. Door de jaren van oefening heen komt er een diepgaander relatie met God en je medemens in betrokkenheid en meeleven, warmte en zorg, wijsheid en inzicht. Wat kunnen onze vitale senioren in de herfst van hun leven geweldig dienstbaar zijn en zich in de gemeente richten op zorg en welzijn.

Zo gaat het bij de wisseling van de seizoenen om de eer van God en het heil van onze naaste. Loof de Heere mijn ziel, Hallelujah (vers 35).

ds. C.G. Vreugdenhil