Gods onmisbare zegen

“De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij” (Spreuken 10:22).

Op verschillende momenten wensen wij elkaar Gods zegen toe. Ook aan het begin van het nieuwe schooljaar is dit een gepaste wens. Daarbij denken we ook aan het kerkelijk seizoen dat straks weer gaat beginnen. Het gebed om Gods zegen over werk en studie, over kerk en school, ja over alles, is onmisbaar. Maar waarom is de zegen van de Heere zo belangrijk? Wat betekent het eigenlijk wanneer we spreken van Gods onmisbare zegen? De woorden uit Spreuken werpen licht op deze vragen, want zo staat er: ‘De zegen van de HEERE, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij.’

In het vierde vers horen we Salomo zeggen dat de hand van de vlijtige rijk maakt. Wie zich inzet en ijver aan de dag legt, toont daarin wijs te zijn. Want zo vervolgt Salomo: ‘Wie in de zomer tijdig bijeenbrengt, is een verstandig zoon, terwijl degene die slaapt in de oogsttijd een zoon is die schande veroorzaakt.’

In vers 22 wordt benadrukt dat de zegen van de Heere rijk maakt. Dit benadrukt de absolute afhankelijkheid van de zegen van de Heere.

Het ene staat niet los van het andere. Onze inzet en de zegen van de Heere worden hier aan elkaar verbonden. Het is dezelfde boodschap als in Psalm 127. Daar zegt Salomo: ‘Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan.’

Basis van alles is Gods zegen. Menselijke inspanningen zijn daar van afhankelijk. Zonder de hulp van de Heere krijgen wij niets van de grond. Dat betekent dus niet dat we maar af moeten wachten: passief moeten zijn. We worden geroepen om ons werk met inzet te doen. Maar de Spreuken waarschuwen ons hier voor de menselijke neiging om te denken in termen van succes in plaats van zegen. Graag schrijven wij succes op onze eigen rekening. Alsof de dingen die we bereiken gevolg zijn van eigen verdienste. Van Jobs welvaart en rijkdom staat er echter: ‘het werk zijner handen hebt Gij gezegend’’.

De zegen van de Heere heeft dit bijzondere voorrecht: “en Hij voegt er geen smart bij”.

Wat wil Salomo hiermee zeggen? Nou, straks zitten we er weer midden in. De dagen overvol met van alles en nog wat. Het ene is nog belangrijker dan het andere. Wanneer we elkaar dan vragen hoe het gaat, is het antwoord: “druk, heel druk”. Wat kan het vermoeiend zijn, dat dagelijkse hollen en draven. Daar gaat het nu precies over. Met “smart” wordt al ons zwoegen, ploeteren en piekeren bedoeld. Altijd maar doorgaan en jezelf afmatten. Maar dan zegt Gods Woord zo goudeerlijk: Zo niet! Alleen de zegen des HEEREN maakt rijk. Alles hangt af van Gods genadige aanwezigheid en van het zoeken en ervaren van Zijn tegenwoordigheid.

Het belangrijkste is om aan de voeten te zitten van de Bron van het allerhoogste en eeuwige goed, de Heere Jezus Christus. Zwoegen voegt daar niets aan toe.

Denk eens aan Lot en zijn keus voor de vlakte van Sodom. Het bracht hem veel smart en bitterheid. De rijke jongeling had vele goederen, maar was hem een oorzaak van tijdelijk en -zoals wij vrezen moeten- eeuwige smart. Achab bezat een kroon en een troon, maar lag ziek op bed van ontevredenheid, omdat hij de wijngaard van Naboth niet krijgen kon.

De wereldling komt niet verder dan brood met smarten. Allen die de Heere vrezen leven van een beter goed. Hun deel is de zegen des Heeren, waarbij de Heere geen smart voegt. Want zelfs in de vele tegenspoeden die de rechtvaardigen ondervinden, maakt de Heere dat het geen smart geeft. Zijn nabijheid, troost en sterkte maakt alles goed. Dan doet Hij alle dingen zelfs meewerken ten goede, degenen die Hem liefhebben. Gezegend is het deel van de kinderen van God. ‘Uw zegen is over Uw volk.’

Ds. W. Harinck