Liefde en inwoning (2)

“Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken” (Johannes 14:23.)

In de Kerstnacht kwam God in de kribbe in de Persoon van de Zoon. Op de Pinksterdag kwam God in de harten van de gelovigen in Jeruzalem in de Persoon van de Heilige Geest. In het Pinksterevangelie staat: “… en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest”. Door de Heilige Geest komen God de Vader en de Zoon wonen in de harten van degenen die Hem liefhebben en Zijn Woord bewaren.

Wat krijgen we Hem dan hartelijk lief. Dan wordt de verhouding met de Heere God zo teer. zo geestelijk, zo eerbiedig, zo liefdevol. Neem het Woord van Christus weg en je leven verlept. Op dat Woord mag je hopen als de toekomst je benauwt. In dat Woord mag je wegkruipen als de duivel en de zonde je achtervolgen. In dat Woord mag je schuilen bij alle pijn en wonden die je oploopt in de gebrokenheid van dit leven. In dat Woord vind je vergeving als je schuld je drukt en benauwt. In dat Woord krijg je leiding als je niet meer weet hoe het verder moet. In dat Woord ontvang je heling als je hart gebroken is. Want in dat Woord is God aanwezig. Niet lichamelijk, niet met de handen te tasten, maar niet minder werkelijk. In dat Woord strijkt de adem van Gods Geest over ons leven.

Het is goed om dat te beseffen als we de Bijbel nemen en openen: God is de God van het Woord en Woord en Geest zijn een eenheid. ‘Die Mijn Woord liefhebben’, zegt Jezus. En dan? Door de kracht van dat Woord mogen we ervaren wat Jezus daarna zegt: “Mijn Vader zal hem liefhebben”. De Vader! Denkt u dat eens in. Mijn Vader verheugt Zich over iedere zondaar die Mij liefheeft en die al de ‘ja-maars’ van het ongeloof en al de twijfels van zijn hart laat verslinden door het vertrouwen op Mijn Woord. Wat is dat heerlijk! ‘De Vader Zelf heeft u lief’. Als je dat toch geloven mag!

Maar hoe is dat nu in de wereld mogelijk dat God bij zulke mensen woning wil maken? Hebt u dat niet als u deze rijke dingen hoort, dat u zegt bij uzelf: maar ik voel me zo schuldig! Ik voel me zo onrein! God is toch veel te heilig dan dat Hij zo dicht bij ons kan komen in ons hart? God woont toch in het heilige en in het verhevene in de hemel?

Ja, dat is waar, maar Jesaja zegt daar wat bij. God woont in de hoogte, in het heilige, maar hij zegt eveneens: Hij is ook bij die mens die van een verbrijzelde en van een nederige geest is. Daar is Hij ook en Hij ziet ook op die jongen en dat meisje dat voor Mijn Woord beeft.

Eenmaal woonde God bij de mensen in het Paradijs. God en mens waren helemaal naar elkaar toegekeerd in volkomen liefde. Door de zonde zijn we de gemeenschap met de Heere God kwijtgeraakt. Toen zijn God en mens vijanden van elkaar geworden. Ons leven werd onderworpen aan de toorn van God. Hoe kan God nu weer wonen in zo’n slecht mensenhart zoals dat van mij?

Daarbij moeten we bedenken dat dit alles niet buiten de rechtvaardigheid en heiligheid van God omgaat. God komt tot mensen om woning bij hen te maken in de Middelaar, de Heere Jezus Christus, Zijn Zoon, Die vanwege de rechtvaardigheid van God op Golgotha heeft uitgeroepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Hij Die de toorn van God gedragen heeft en Zijn bloed gegeven heeft. Het gaat niet buiten Christus om! Dat moeten we vasthouden. Hij heeft voldaan aan Gods rechtvaardige eis. Hij heeft de schuld betaald met Zijn dierbaar bloed.

En die verhoogde Christus zendt Zijn Geest. Daarmee vervult Hij Zijn belofte: Ik zal u geen wezen laten, Ik kom weder tot u in de Heilige Geest. Als de Heere Jezus Christus op Golgotha niet aan het kruis verzoening had aangebracht, dan was de hemel voor altijd gesloten gebleven. Maar nu Hij alles heeft volbracht, daalt de Geest neer in mensenharten. Hij loutert, verwarmt en vertroost, Hij is de Trooster. De verbroken relatie met God is hersteld door het offer van de Heere Jezus aan het kruis en de vrede is getekend. Daarom is Hij opgestaan met Pasen.

Ja, zegt u misschien, ja, maar dat waren toch wel bijzondere mensen tegen wie de Heere Jezus dat zei en die op Pinksteren vervuld werden met de Heilige Geest. Maar we weten toch eigenlijk wel beter. Dat is helemaal niet waar. Dat waren helemaal geen bijzondere mensen. Wat denkt u van Petrus die zijn Meester verloochend heeft? Hij staat op Pinksteren vrijmoedig te getuigen. Wat denkt u van Thomas, die niet wilde geloven in de opstanding van de Heere Jezus en die zei: Ik moet eerst zien, dan zal ik geloven. En wat denkt u van Maria Magdalena die door zeven duivelen bezet is geweest? Dat waren echt geen heiligen! Geen bijzondere, goede of vrome mensen. Maar die mensen waren wel gegrepen door één ding. Door de liefde van Jezus! Ze hadden Hem lief, omdat Hij hen eerst heeft liefgehad. Die God van het Pinksterfeest van toen is nog Dezelfde. Daarom komt deze rijkdom in het Woord tot ons.

We moeten ook niet vergeten dat als God komt wonen in een mensenhart, dat Hij niet maar even langs komt, niet maar even op bezoek komt. Hij komt voor goed! Hij komt niet als gast! Hij komt als Hoofdbewoner. Het Grieks heeft een werkwoordsvorm die betekent: God komt blijvend woning maken. Hij komt niet zoals een lastige derde, die je voortdurend op de vingers kijkt bij inwoning. Maar Hij komt als de Gebieder, als de Gastheer Die leiding geeft. Dat vind je juist héél fijn. Daar ben je diep gelukkig mee. Je zou die leiding van de Heere God in je leven niet willen missen. Dat is juist een grote genade.

Misschien schrik je hiervan en denk je: Dat kan toch zo maar niet? Ik kan Hem toch zomaar niet ontvangen? Ik ben daar helemaal niet voor gereed. Als ik in mijn leven rond kijk, wat moet er dan nog ontzettend veel veranderd worden. Alles in mijn levenshuis is nog zo rommelig en onrein. Ik ben niet waardig dat Hij onder mijn dak inkomt. Ik moet eerst aan de slag. Ik moet eerst grote schoonmaak gaan houden! Moet u eens horen. U kent die geschiedenis van Zacheüs. Zomaar opeens zegt de Heere Jezus tegen hem als Hij naar die vijgenboom kijkt: “Kom af, Ik moet heden in uw huis blijven”.

Hij vroeg niet of het gelegen kwam. Of alles netjes opgeruimd was. Zacheüs houdt Hem ook niet tegen. Hij ontving Hem met blijdschap. Wonderlijk, wat is God toch groot. Zo’n gemene tollenaar. Hij ontving Hem met blijdschap en alles wat er niet in zijn huis hoorde, wordt er allemaal uitgegooid. Zijn geldzucht in de eerste plaats. Hij wordt zelfs barmhartig en vrijgevig naar de armen toe. Omdat Jezus komt wonen in zijn hart. En dan klinkt het uit de mond van Jezus: “Heden is dezen huize zaligheid geschied” (Lukas 19:9).

 

Ds. C. G. Vreugdenhil