Leven in de Dode Zee

‘en zij zullen gezond worden, en het zal leven, alles, waar henen deze beek zal komen’. (Ezechiël 47:9b)

 

Door middel van een visioen wil de Heere Zijn knecht Ezechiël duidelijk maken dat Hij het is, Die Zijn Kerk bouwt en in stand houdt.

De profeet ziet een tempel die aan het heiligdom in Jeruzalem doet denken. Van onder de drempel van dit heiligdom vloeit een stroom van levend water, waardoor het werk van de Heilige Geest gesymboliseerd wordt.

Ezechiël zag dit water vloeien vanonder de drempel, maar de eigenlijke bron ervan kon hij niét zien. De levenwekkende Geest komt uit de hémel, maar de brón is onzichtbaar. Die bron is het liefdehart van God. Uit Zijn eeuwige barmhartigheid en liefde tot verloren zondaren, vloeit de stroom van goddelijke genade en verzoening, en dat op grond van het volbrachte werk van Christus. De arbeid van Zijn ziel was nodig om het water van Gods Geest te laten vloeien tot doemwaardige zondaren, opdat het welbehagen van God door Zijn hand gelukkig zou voortgaan.

Wat is het noodzakelijk dat dit levendmakende water ook neerdaalt op de dorre akker van óns hart, opdat wij uit onze dorheid en doodsheid zullen ontwaken. Want anders zal er geen léven zijn, maar slechts een eeuwige dóód. Wanneer de Heere echter die Geest op dode zondaren doet neerdalen, dan moét de dood uit het hart wijken; dan moét het leven komen, en zien we wonderen van genade gebeuren.

Dat mocht Ezechiël zien. De stroom uit het heiligdom verbreedt en verdiept zich steeds meer, zodat de profeet er tenslotte niet meer in kan staan. Het wijst hem en ons op de voortgang van het Koninkrijk van God in de wereld, en in het persoonlijk leven van de gelovige.

Levenwekkend vloeit die stroom al verder voort, om tenslotte uit te komen in de Dode Zee, en zelfs dáár het leven te brengen.

De Dode Zee is ontstaan na het oordeel van de Heere over Sodom en Gomorra. Niets kon er in leven. De vissen die er in zwommen vanuit de Jordaan, vonden er de dood.

Maar nu hoort Ezéchiël dat zelfs dáár, in de Dode Zee, het leven komt. Zó groot is de kracht van dit levendmakende water, dat de vissen blijven leven, en overal langs de Dode Zee vissers zullen staan, die een grote menigte van vissen, grote en kleine, zullen vangen.

Wat een heerlijke prediking van Gods genade is dit. Immers, ons hart is van nature aan een Dode Zee gelijk. Wij zijn zó diep gevallen, dat we dood zijn in zonden en misdaden. Er groeit geen enkele vrucht in ons leven tot eer van God. En het vreselijke is, dat we daar van nature geen erg in hebben. Evenwel: de levendmakende wateren vloeien naar de Dode Zee!

Wat is dat ook een bemoedigende prediking voor allen wier ziel schreeuwt naar de waterstromen; die geen weg meer zien tot het leven; die rondóm zich en ín zich de dood vinden. Hoor: de HEERE doet wonderen, en Hij maakt van een Dode Zee weer een lusthof van God.

Wat een bemoedigende prediking, ook met het oog op de arbeid in het Koninkrijk van God.

Ezechiël ziet vissers staan van En-gedi tot aan En-eglaim toe; daar zullen plaatsen zijn tot uitspreiding der netten (vs. 10). Dat schijnt een hopeloos en uitermate dwaas werk te zijn! Wie gaat er nu vissen aan de Dode Zee? Dan weet je bij voorbaat dat je niets vangt.

Maar door de dwaasheid van de prediking wil de Heere dóde zondaren doen horen de stem van de Zoon van God, en die ze gehoord hebben zullen leven.

Paulus ging het Evangelie verkondigen aan de dode zee van Klein-Azië en Europa. En Lydia, de stokbewaarder, en vele anderen, werden gevangen in het net van Gods genade.

En nóg worden de netten uitgespreid. In de prediking! Wat is dat een voorrecht! Maar ook in allerlei ander werk in de gemeente. Bent u, ben jij, al gevangen in het net van Gods genade?

Is deze stroom van levenwekkend water op de dorre akker van uw (jouw) hart neergedaald?

Smeek de Heere aanhoudend om het levendmakende water van Zijn Heilige Geest.

Als dat neerdaalt op de dorre akker van ons hart, dan zullen de vruchten daarvan in ons leven openbaar komen.

We kunnen over onszelf alleen maar klagen, en met de apostel zullen als Gods kinderen het leren: “ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?”

O, dit moet ons uitdrijven tot Hem, Die gezegd heeft: “uw vrucht wordt uit Mij gevonden”, om het in die weg dan óók te leren: “ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere”.

Die levende band met Christus is zo nodig, om alleen uit Hém te leren leven!

Wanneer wij zelf niéts geworden zijn en Christus ons álles is; wanneer Hij ons is geworden tot wijsheid, gerechtigheid, heiligheid en volkomen verlossing, dan zal er iets van Ezechiëls profetie gezién worden in ons leven. Dan vinden we hét Leven.

Ds. J. Driessen

Een rijke bemoediging

‘Ik ben de Opstanding en het Leven’

(Johannes 11:25)

 

Jezus’ zelfgetuigenis behoort tot de bijzonderheden van het Johannesevangelie. In zeven ‘Ik-ben’-uitspraken, onderstreept Christus Zijn Zoonschap en Messiasschap. In het Grieks hebben deze uitspraken nog meer zeggingskracht omdat het woordje ‘ik’ wordt herhaald. ‘Ik, Ik ben de Opstanding en het Leven’.

De Joden in de dagen van Jezus omwandeling op aarde hebben goed begrepen dat deze manier van spreken ver gaat. Ze hebben deze uitspraken van Jezus verstaan vanuit het Oude-Testament en een verband gelegd met de Zelfbenaming van God. Wanneer Mozes naar de Israëlieten wordt gezonden en hij de Heere vraagt, wat hij zal moeten antwoorden wanneer de Israëlieten zullen zeggen: ‘hoe is Zijn Naam?’ antwoordt de HEERE: ‘Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden’ (Ex. 3:14).

In de zogenaamde ‘Ik-ben’-uitspraken presenteert Jezus Zichzelf als Gods Zoon. Hij heeft deel aan het goddelijk Wezen. Hij is Gods Gezalfde, de Christus.

Daarom riepen juist deze uitspraken zoveel verzet op bij de overpriesters en de Farizeeën.

Tegenover het ‘Ik-ben’ van Jezus stond hun ongeloof. Terwijl Hij Zich openbaarde als de Opstanding en het Leven handhaven zij hun verzet. En wij? Leerden wij buigen aan Zijn voeten? Eren wij Hem in Zijn verhoging als de Opstanding en het Leven?

Bij het graf van Lazarus spreekt Jezus deze bekende woorden: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven’. Vooral met Pasen worden deze woorden vaak aangehaald. Maar wat betekent deze uitspraak? Het mag ons niet ontgaan dat Jezus dit van Zichzelf zegt. Te midden van verdriet en rouw, ja in de confrontatie met dood en graf, spreekt Christus van opstanding en leven.

Hij maakt opstanding en leven persoonlijk. Hij zegt: ‘Ik ben’! Hij Zelf is Opstanding en Leven! Dit is Pasen. Jezus is dood geweest maar weer levend geworden. Hij leeft tot in alle eeuwigheid. Zijn geschiedenis is in de dood niet geëindigd. Zijn weg hield in het graf niet op. Zijn weg en Zijn werk zijn opstanding en leven. De dood kon Hem niet houden. Als de Opstanding en het Leven zal Hij de dagen verlengen en het welbehagen des Heeren zal door Zijn hand gelukkig voortgaan. Hij is opgestaan. Ten derden dage, met Pasen, triomfeerde Hij over dood en graf. Hij heeft de poorten van de dood open gebroken. Hij overwon degene die het geweld des doods had, namelijk de duivel. Nooit zal de dood over Hem heersen want Jezus Christus heeft het eeuwige leven! Hij kan zeggen: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven’.

Wat betekent: ‘Opstanding’? Wat betekent: ‘Leven’? Hoe actueel zijn deze vragen. Het leven van mensen en beesten wordt immers aan alle kanten bedreigt. Euthanasie, abortus, uitroeien van beesten…het raakt de fundamenten van het leven. Schrikbarend komt in al deze ontwikkelingen uit dat de gevallen mens niet meer weet van het leven is. Maar zie wat God doet. Tegenover val plaatst Christus opstanding. Tegenover dood het leven.

De zonde heeft de val en de dood teweeg gebracht. In Adam zijn wij allen gevallen en de dood en de verdoemenis zelf onderworpen. Diep is het verderf waarin wij gevallen zijn. Nooit kan de mens in eigen kracht uit de diepe afgrond van de zonde en de dood opklimmen. Maar zie wat God nu heeft gedaan. Hij heeft Zijn Zoon gezonden. Christus daalde af in de diepten van onze verlorenheid. Om de zondeval en de dood te niet te doen, kwam Christus in de wereld. Hij raapt zondaren op uit de diepte van de val en brengt zondaren terug tot het leven. Ziet u de heerlijkheid van Christus? De gepastheid van Hem te midden van de verschrikkingen van zonde en dood?

Hij Die de Opstanding en het Leven is maakt dode zondaren levend. Doet opstaan uit de geestelijke dood. Gunt leven aan zielen. Met dat werk gaat Christus door. Nog trekt Hij zondaren uit de duisternis. Ook heden is Hij onverminderd de Opstanding en het Leven. Wat is dat tot bemoedigen van hen die het leven in eigen hand niet meer kun houden. Die belijden moeten midden in de dood te liggen. Wat ligt er in dit ‘Ik ben’ een rijke troost voor de Kerk. Want Gods levendgemaakte volk kan zo bestreden door het leven gaan. De overblijvende zwakheid, de onvruchtbaarheid van ons bestaan, de ongelovigheid van ons hart, de verdorvenheid van ons vlees, de verzoekingen van de wereld, de moeiten van het leven, de macht van de wereld…er is zoveel wat de schouders naar beneden drukt. Sla het oog op Hem. Jezus leeft. Vrees niet. Hij heeft de schuld verzoend, de dood gedood, de vijanden overwonnen, want Hij is de Opstanding en het Leven!

 

Ds. W. Harinck