De geboorte van Christus

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken (Lukas 2:7a).

Het staat er zo eenvoudig: En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken. Dat betekent: Ze kreeg haar eerste kindje, een zoon en ze deed hem Zijn kleertjes aan. Een wonderlijk geheim dat zich door alle eeuwen heen herhaald heeft en dat steeds weer de mensen vertederd heeft. Zo’n heerlijk klein hoopje mens in de wieg. En dat het er nu allemaal zo gewoon staat van de Heere Je­zus, de Zoon van God, dát is het Kerstevan­gelie!

Het betekent dat Hij geboren is, zoals u en ik, zoals wij allemaal geboren zijn. Op het eerste gezicht is hier niets bijzonders en dat is het bijzondere. Jezus Christus is héél onze weg gegaan. Die is Hij niet pas halverwege begonnen. Hij is niet vlak voor het lijden met een men­selijke gedaante uit de hemel gekomen. Néé, dan had Hij niet in onze plaats kunnen lijden, dan was Hij geen echt mens ge­weest. Hij is bij het begin begonnen. Daar, waar het bij ons voor het eerst mis gegaan is: onze zondige ontvangenis en geboorte.

Hij is begonnen in de moederschoot en zo is Hij waarachtig mens. Dat is de jubel van het Kerstfeest: de eeu­­wige Zoon van God is waarachtig mens geworden! Hij Die van eeu­wig­­heid God is, Hij Die er al was voordat Abraham er was, Hij heeft uit de maagd Maria de ware menselijke natuur (lichaam en ziel) aangenomen. En zo be­vat­ het kerstevangelie het grootste won­der.

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken. De zoon van God werd dus het kind van Maria. God werd mens. Hij bleef die Hij was, maar Hij werd die Hij niet was: mens! De Heere Zelf openbaarde Zich in Hem. In dit Kind van Maria kwam God Zelf neer tot de mens en daarmee betoonde Hij dat Hij vuile zondaren naging tot op de plaats waar zij verloren liggen in zonde en schuld. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. Waarom staat hier ‘eerstgebo­ren’? Heel eenvoudig omdat Maria nog niet eerder een kind had gehad. Ze is immers als maagd zwanger geworden.

Haar eerste kind is volgens de wet van God ook de stamhouder. En volgens diezelfde wet had God een claim op de eerstgeborenen. Er staat: “Al wat mannelijk is en de baarmoeder opent is de Heere geheiligd.” Dat wijst erop dat de Heere recht heeft op ons aller hart en leven. En zo is ook Christus als de eerstgebo­ren Zoon afgezonderd tot de dienst van God, namelijk om Zijn welbehagen te doen, om Zijn deugden te verheerlijken in het zaligen van zondaren. Daarvoor kwam Jezus naar deze wereld.

De eniggeboren Zoon van God wordt de eerstgeboren zoon van Maria. Dat betekent ook dat Maria nog meer kinderen gekregen heeft. Volgens de Evangeliën nog 4 broers en 2 zussen. Hij is dus de eerstgeborene van een groot gezin. Wat een Evangelie: Hij wil een hele familie hebben. Hij is de oudste Broer, maar de familie breidt nog steeds uit. Hij zegt: Die is Mijn broeder, die is Mijn zuster, die de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Bent u zo ook al familie van Hem?

En zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wond Hem in doeken. Ik denk, dat de meesten van ons deze doeken zien als een teken van armoede. En wel zo, dat Maria en Jozef zo arm waren, dat zij voor de Heere Jezus niet eens een baby‑truitje konden kopen en dat zij daarom een paar oude kleden kapot moesten scheuren om voor het Kind nog iets te hebben tegen de kou. Toch is dat niet waar.

Die doeken zijn niet erg, die doeken zijn geen schande, maar een eer, want alle moeders waren gewoon hun pasgebo­ren kindje in doeken te winden. Al­leen met vondelingen ge­beurde dat niet, zoals we kunnen lezen in Eze­chi­ël 16. Hiermee wil ik niet zeg­gen, dat Jozef en Ma­ria niet arm en eenvou­dig ge­weest zijn, maar deze doeken zijn op zich geen tekenen van armoede maar juist tekenen van de liefde waar­mee zij de Heere Jezus als hun eigen kind hebben aangenomen. Maria deed, wat iedere rechte moe­der deed.

Het kind van Maria is geboren. De Redder van de wereld komt ter wereld. De Almachtige wordt een hulpeloos kind. Hij laat Zijn eerste schreeuw op deze wereld horen. Jozef zal Hem eerst bij Maria gelegd hebben en daar­na de nodige dingen gedaan hebben. Hij wrijft de kleine naar de gewoonte met zout in en wikkelt het vervolgens in doeken. Zij hande­len met deze Jezus als hun eigen kind. Jozef en Maria nemen Hem aan tot hun eigen kind.

En wie hier goed naar luistert her­kent hierin de situatie van ieder mens buiten het Kerstfeest. Hier wordt getekend, wat wij zijn in onszelf buiten Chris­tus’ komst. Vondelingen die alle liefde en aan­ne­ming tot kinderen moeten missen, zonder enige levens­kan­sen. Ten dode opgeschreven. En dat door eigen schuld want wij heb­ben toch opzettelijk de Va­der­liefde en het kind-zijn van God ver­­acht en verwor­pen? En zo zijn wij als hulpeloze mensen geboren.

De schande van onze naaktheid is een gevolg van de zondeval, en nu heeft Christus die schande willen dragen. God handelt met Hem alsof Hij geheel en al onzer één is! “En zij wond Hem in doeken”. Begrijpt u nu hoe deze woorden een vlijmscherpe ver­nedering zijn voor deze gezegende Koning?! Hij de Volmaakte moest bedekt worden. Maar daarin ruist voor ons het Evan­ge­­lie. Deze woorden veroordelen ons, maar tege­lijk mogen zij ons een heer­lijk Evangelie verkondigen.

Hier wordt ons immers verkondigd, dat Christus Zich onderwerpt aan ons oor­deel! Dat Hij, Die geen zonde gekend heeft noch gedaan, zich laat aankleden als een kind van Adam om het recht te verdienen, dat de Heere Zich over ons kan ontfermen naar lichaam en ziel. Hij heeft Zich gekleed met onze kleren, opdat wij gekleed kunnen worden met Zijn kleren. Het bruiloftskleed van Zijn gerechtigheid, dat Hij verwierf, toen Hij naakt aan het kruis gestorven is. Dat biedt Hij ons heden aan: “Ik raad u dat gij van Mij koopt, witte kleren, opdat gij moogt bekleed worden en de schande van uw naakt­heid niet geo­pen­baard worde.”

 

Ds. C. G. Vreugdenhil