DE HEILIGHEID DES HEEREN

Te dien dage zal op de bellen van de paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEEREN (Zacharia 14:20).

Als de hogepriester onder het Oude Testament de tempel binnenging, droeg hij een tulband op zijn hoofd waaraan een gouden plaat bevestigd was waarop geschreven stond: ‘de heiligheid des HEEREN’. In onze tekst ziet Zacharia deze zelfde woorden staan op de bellen van de paarden. Wat heeft ons dit te zeggen?

In de Bijbel wordt veel gesproken over de ‘heiligheid des Heeren’. Als Jesaja door de Heere geroepen wordt, hoor hij de serafijnen roepen: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEERE der Heirscharen!’ Deze heiligheid van God laat ons zien dat onheilige schepselen voor God niet kunnen bestaan. Jesaja voelde dat en riep toen ook uit: ‘Wee mij, want ik verga, dewijl ik een man van onreine lippen ben.’ Hebt u zo ook wel eens in uw leven iets gevoeld van de heiligheid van God? Want heel de wereld, ook u en ik, liggen van nature verdoemelijk voor God.

Toch hoeven we hier geen punt te zetten. Dat zou wel verdiend zijn. Maar het is Pinksteren geweest. En wat wil dat zeggen? Wel, met Pinksteren is de Geest der heiligmaking uitgestort. Deze heiligmaking is vrucht van de rechtvaardigmaking! Want al de onheiligheden van de Zijnen deed de Heere op de grote Hogepriester der verzoening, de Heere Jezus, aanlopen. En waar het werk van de Heere Jezus Christus wordt verheerlijkt aan het zondaarshart, daar komt rechtvaardigmaking, maar ook heiligmaking. Alleen in de weg van de heiligheid kan de mens voor God bestaan.

Misschien moet u wel zeggen dat u na ontvangen genade nog zoveel onheiligheid in uw hart tegenkomt. U tobt daarmee en het doet zo’n pijn vanbinnen dat u maar niet voor God kun leven zoals u begeert om voor God te leven, namelijk heilig en goed. Misschien moet u wel met Paulus zeggen: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?’ Aan deze zijde van het graf is deze heiligheid in het leven van Gods kinderen onvolmaakt, maar straks zal die heiligheid heel de nieuwe schepping doorstralen. De vrucht van Jezus’ verzoenend sterven zal straks het nieuwe Jeruzalem zó doorstralen, dat zelfs op de bellen van de paarden geschreven zal staan: ‘de heiligheid des HEEREN’.
Wat bedoelt Zacharia met deze rijke beeldspraak? Hij bedoelt dat alle terreinen van het leven zó geheiligd zullen zijn, dat de Drieenige God in heel Zijn schepping weer verheerlijkt zal worden. En waar zal dat de vrucht van zijn? Enkel en alleen van het offer van de Heere Jezus. En wat nu geschreven stond op de gouden voorhoofdsplaat van de hogepriester, dat zal dan ook geschreven staan op de bellen van de paarden. Dat wil zeggen dat de meest gewone dingen van het leven doortrokken zullen zijn van de heiligheid des Heeren. Ja, alle potten in Jeruzalem en Juda zullen heilig zijn, roept Zacharia uit. Heilig de paarden. Heilig de potten. Heilig de springbekkens. Wat kan het hart van Gods kinderen daarnaar verlangen, om straks met de gezaligden te kunnen zingen: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De ganse aarde is vol van Zijn heerlijkheid’.

Het is pinksterfeest geworden. We gedenken de uitstorting van de Heilige Geest. De Geest van Christus, Die op de pinksterdag is uitgestort, stuwt alles naar de grote dag die de bekroning zal zijn van het pinksterfeest. Dan zullen alle kinderen van God, overal vandaan, eeuwig God verheerlijken. Dan zal God zijn alles en in allen. Misschien moet u zeggen dat u er zo weinig van ziet. In uw eigen leven niet en ook niet om u heen. Het lijkt soms wel dat het precies andersom zal gaan. Alsof de onheiligheid en de duivel de overhand zullen krijgen. Maar toch heeft de Heere een volk dat, met de hand op deze belofte, wacht met onuitsprekelijk verlangen naar de dag, wanneer op de bellen van de paarden geschreven zal staan: de heiligheid des HEEREN.

Lezer en lezeres, laat u niet afleiden door wat de binnenprater, de wereld en de duivel u proberen wijs te maken dat het wel niet goed zal gaan. De overwinning van Koning Jezus is zeker. Wat Hij belooft, zal Hij zeker waarmaken, opdat Hij eeuwig de glorie zal ontvangen.

Ds. J.S. van der Net

Het nieuwe kleed

Zo zal ook de opstanding van de doden zijn (…)’ (1 Korinthe 15:42); ‘Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden (…)’ (1 Korinthe 15:53); (…) wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden (…)’ (2 Korinthe 5:4).

In 1 Korinthe 15 trekt Paulus alle registers open om de lichamelijke opstanding te verdedigen. Hij noemt het lichaam een zaad dat in de aarde gezaaid wordt in verderfelijkheid en dat in heerlijkheid wordt opgewekt. Een christen gelooft in de opstanding van de doden. Jesaja schrijft daar ook over: ‘Uw doden zullen leven – ook mijn dood lichaam – zij zullen opstaan.’ Het Oude Testament geeft veel minder teksten over de lichamelijke opstanding dan het Nieuwe Testament, maar ze zijn er wel.

Paulus wijst op het verschil tussen hemelse en aardse lichamen. Daarbij gaat het om de eigenschappen die deze lichamen hebben. Van die hemelse lichamen hebben wij ‘enige’ voorstelling als we denken aan het opstandingslichaam van Christus. Dat is eigenlijk ons enige houvast. Paulus zegt wel met grote nadruk: ‘dít vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden’. Het gaat dus om ieders unieke persoonlijkheid en niet om de mens in het algemeen. De kleren maken wel de man, maar als je een etalagepop met nieuwe kleren omhangt, is het toch geen mens. De gelovigen zijn het zelf die onvergankelijk en onsterfelijk worden gemaakt. Wat wij in ons leven tussen onze geboorte en onze dood hebben en zijn, wat we doen en ondergaan, wordt niet allemaal weggeworpen. Houdt u daar nu ook rekening mee? Wat we nu hebben en zijn, dat wordt verlost van alle gevolgen van de zondeval, maar ons unieke menszijn blijft.

Soms zie je in de spiegel dat het nodig is om een nieuwe jurk of een nieuw kostuum aan te schaffen. Bij de opstanding uit de dood of de metamorfose als we bij de wederkomst nog in leven zijn, past het nieuwe kleed van de onvergankelijkheid en onsterfelijkheid. Johannes schrijft dat het nog niet geopenbaard is wat we zullen zijn, maar we zullen aan Christus gelijk zijn (1 Joh. 3:2). Al Gods kinderen krijgen een lichaam zoals Jezus heeft. Als de eeuwige bruiloft aanbreekt, steekt God al Zijn kinderen in het nieuw: het verheerlijkte en door de Heilige Geest gestempelde en geregeerde ‘geestelijke lichaam’, waardoor we in staat zijn om God voor eeuwig te loven en te prijzen. De levende verwachting van die toekomst is de graadmeter voor ons geloof. Wat een troost voor mensen die verkeren in de verdrukking van hun sterfelijk bestaan, omgeven door ziekte, pijn en afbraak. Jezus komt en Hij zal hun heil volmaken. Hoe dat zal gebeuren begrijpen we niet, maar God heeft het beloofd en daarom moet de ‘beste tijd’ nog komen.

We hebben de garantie in de opstanding van de Heere Jezus, Die aan de overzijde van de dood is opgestaan om nooit meer te sterven. De dood heeft niet het laatste woord. Wie Christus mocht liefkrijgen en leven door de kracht van Zijn opstanding en in de gemeenschap aan Zijn lijden, mag met vreugde uitzien naar deze nieuwe scheppingsdaad van God.

Paulus schrijft over het verlangen naar de hemel. Met het ‘uitgekleed worden’ bedoelt hij het sterven als je lichaam voorlopig aan het verderf wordt prijsgegeven. Zolang je nog in het aardse lichamelijke leven bent, ben je uitwonend van de Heere. Dan ben je nog niet met je ziel in de hemelse heerlijkheid en bekleed met het volmaakte bruiloftskleed van Christus’ gerechtigheid, zoals dat gebeurt bij onze verhuizing naar de hemel bij ons sterven. Hebt u voor uzelf helder wat er gebeurt op dat ogenblik? Dan moet u uw aardse lichaam verlaten en nog zonder verheerlijkt lichaam bij de Heere intrek nemen. Nog heerlijker zal het zijn als we ‘overkleed’ worden. Pas bij de wederkomst van Christus krijgen we een verheerlijkt lichaam. Dan worden al Gods kinderen overkleed met het kleed van de onvergankelijkheid en de onsterfelijkheid. Bij die transformatie worden we gelijkvormig aan het lichaam van Christus.

Toch gebruikt de apostel het woordje ‘naakt’ voor het verlies van ons aardse lichaam. Dat is een merkwaardige gedachte, dat je zuchtend opziet tegen de verlossing. Ten diepste is dat angst voor de toekomst, voor de dood en het lijden. Ons huidige bestaan is zo kwetsbaar en door de dood omringd. We kunnen echt niet in onze oude plunje blijven rondlopen. Wie wil er nu graag sterven? En toch … als de liefde trekt en je over alles heen ziet, verlang je ernaar om overkleed te worden met het verheerlijkte opstandingslichaam.

Ds. C.G. Vreugdenhil