Werken in de zomer

‘Deze vier zijn van de kleinste van de aarde; maar dezelve zijn wijs, met wijsheid wel voorzien. De mieren zijn een onsterk volk; evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs’ (Spreuken 30: 24-25).

Vrienden, koning Salomo heeft veel uit het boek van de natuur geschreven. In deze tekst gaat het over een mier en de lessen van het mierenvolk. Jongeren, als ik nu tot jullie moet zeggen: ‘Ga maar eens terug naar de kleuterschool om te leren’, dan vinden we dat niet erg opwindend. Je bent een beetje beledigd als ik tegen je zeg: ‘Jij moet maar eens terug naar school.’, maar God zegt het nog sterker. Hij zegt: ‘Jij moet maar eens naar de mier toegaan. Ga nu eens naast die mier zitten voordat je die doodstampt. Denk nu eens na over wat Ik voor jou in dat mierenleven heb geschreven.’

Eén van de lessen van de mieren is: ze denken vooruit, want er staat: ‘(…) evenwel bereiden zij in de zomer haar spijs’. Jullie hebben van het jaar vast wel mieren gezien – die vervelende mieren… -, maar voordat we dat zeggen, zegt de Heere: ‘Ga tot de mier, gij luiaard!’ ‘Denk nu eens aan de wijs-heid die Ik in de mier gelegd heb. In de mier die jij van de keukenvloer veegt. Want de mier is bezig met iets waar jij ook mee bezig zou moeten zijn. De mier bereidt zijn brood voor de wintertijd. Ze wer-ken hard, keihard!’
‘Dat doe ik ook’, zeg je, ‘keihard werken!’ De vraag is dan: wáár ben je dan mee bezig? Ben je bezig voor de tijd waarin er niets meer te vinden is en er niets meer te vergaderen is, de tijd dat God niet meer te vinden is? Nu is het nog de tijd. Nu hebben wij nog de gezondheid om God te zoeken.

De mieren gaan nooit op vakantie. Is vakantie dan verkeerd? Dat zei ik niet, maar… ze gaan nooit op vakantie. Ze zijn altijd maar bezig te denken over de winter die komt. En zo zijn ze druk. Ze nemen geen weekend vrij. Is het dan verkeerd als we er een weekend tussenuit gaan? Dat zei ik niet, maar… ik zeg wel dat de mieren nooit wat dagen vrij ne-men. Ze zijn altijd maar bezig.

‘Ga tot de mier, gij luiaard!’ Dat zegt de Heere tot jou! Zie haar wegen en word wijs. Want zij zijn be-zig met maar één doel: voorbereiden en verzame-len. Wat heb jij al vergaderd voor de toekomst? Vorige week heb je misschien wel een drukke week gehad: dit en dat vroeg onze aandacht. En als je nu eens naast die mier gaat staan, ben je dan wijzer dan de mier geweest?

Waren wij bezig met de eeuwigheid? Misschien zeg je: ‘Tja, daar kun je toch niet altijd mee bezig zijn?’ Nee? Echt niet? Jonathan Edwards schrijft ergens in zijn dagboek: ‘Heere, schrijft U ‘eeuwigheid’ op mijn oogbal.’ Dat gebed moet je ook maar eens gaan bidden: ‘Schrijft U ‘eeuwigheid’ op mijn oogbal. Waar ik ook maar naar kijk, dat ik het zie in het licht van de eeuwigheid.’

Dat doet de mier. Hij kijkt altijd vooruit. Nu is er nog tijd, morgen misschien niet meer. Zie je wel eens een mier rusten? Nee, ze zijn altijd bezig, na-melijk van het begin van het voorjaar tot in de late herfst. Ze wachten ook niet tot het einde van het jaar. Ze wachten niet tot het najaar en verzamelen dan snel alles voor de winter. Dit doen ze gelijk, vanaf het eerste moment dat het voorjaar begint, werkt de mier.
Jongelui, ik weet hoe jullie denken. Zo dacht ik vroeger: ‘Ik heb nog tijd genoeg om de Heere te zoeken. Tijd genoeg, ik ben nog jong.’ Ga tot de mier, vandaag nog! Die mier zegt niet: ‘O, het is juli en ik heb de tijd tot eind oktober. Ik ga eens lekker uitrusten en niks doen.’ Jij weet ook niet of je nog een zomer in je leven krijgt en of je nog een najaar in je leven krijgt. Weet je het wel zeker dat je een sterfbed krijgt? Zo gij Zijn stem dan heden (dat is vandaag) hoort, gelooft Zijn heil- en troostrijk woord; verhard je niet, maar laat je leiden. Hoor je het? ‘Vandaag!’, zegt de Heere, ‘Stel het toch niet uit!’

Jonge mensen, waarom maakt God je jong? Om je tijd te verprutsen? Nee toch? Om Hem te zoeken, zodat je je hele leven op deze aarde Hem mag die-nen. O, wat is dat een rijk leven als je van jongs af aan de Heere mag dienen. Hij is het waard.

Mieren denken vooruit en worden niet afgeleid. Ik heb vaak naar de mieren zitten kijken en gepro-beerd ze te stoppen. Dan legde ik een rij stenen en stokjes neer, maar de mieren klimmen eroverheen en gaan verder. Geen tijd om te stoppen. Verder, altijd maar verder. Niet afgeleid en ook niet bezig met onnodige dingen. Altijd maar nadenkend over de oogsttijd die komt en vandáág zoeken. ‘Ga tot de mier, gij luiaard! Zie haar wegen en word wijs.’

Ds. A.T. Vergunst