Wie zal de uitverkorenen aanklagen? (Deel 1)

‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?’ (Rom. 8: 33a)

Als Paulus plechtig heeft verklaard dat God vóór hem (en al Zijn kinderen is), kan hij zich niet meer inhouden. Met heilige moed (in de kracht Gods staande) daagt hij al zijn tegenstanders uit: ‘Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt’ (Rom. 8:33-34). In dit leven, en bij het naderend sterven, kunnen we zo bevreesd zijn voor het oordeel Gods, voor de eeuwige straf en vloek. Gods heilige wet, ons geweten en satan beschuldigd. Dan moeten Gods kinderen deze aanklagers gelijk geven… Gods vonnis gans rechtvaardig…

Maar geliefde lezer, roept leermeester Paulus zulke zielen toe, de Heere zal u niet ‘verdoemen’. Nee, wie zichzelf (oprecht, ootmoedig, door schuldbesef getroffen en verslagen) veroordeelt, wordt door God niet meer veroordeeld, las ik bij Maarten Luther. Dat lezen we ook in de gelijkenis van de verloren zoon. De jongen nam zich voor om zijn schuld te belijden over zijn zonden die hij had begaan ‘voor de hemel’ en tegen zijn vader. En dit voornemen heeft hij ook ten uitvoer gebracht. ‘k beleed na ernstig overleg, mijn boze daan…’. We lezen niet dat de vader de jongen nogmaals wijst op de grote schuld. Als hij dat gedaan had, zou de jongen nog dieper het hoofd hebben gebogen…

Maar nu de kant van Gods vergevende genade. Wie in Zijn Zoon gelooft, hoeft niet te vrezen. De vloek en de straf zijn op Hem gelegd. ‘Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons’ (Gal. 3:13). Daarom zijn de gelovigen voor God ‘gerechtvaardigd’. Want voor hen geldt dat Christus ‘overgeleverd is om onze zonden en opgewekt is om onze rechtvaardigmaking’ (Rom. 4:25). Paulus herinnert Gods kinderen eraan dat het Pasen is geworden! De Borg is niet alleen gestorven en begraven, maar ook opgewekt op de derde dag en ten hemel gevaren. Eigenlijk geeft hij antwoord op de vraag: ‘wat is het nut van de hemelvaart voor de ware christen?’

De apostel geeft het antwoord door Christus voor te stellen als zittende aan de rechterhand van de Vader, hetgeen een teken is dat hij ons (de christenen) van al onze vijanden zal verlossen en ook de Heilige Geest zal geven (Joh. 16:7). Gods kinderen leren Hem kennen als de biddende Hogepriester, ‘om ons Zijn gerechtigheid door Zijn voorbidden toe te eigenen’ (kanttekening, zie ook Joh. 17:20). De Statenvertalers wijzen erop dat uit deze vier zaken de ganse verzoening met God bestaat. We horen hierin ook het antwoord van de vraag: ‘wat nut ons de hemelvaart van Christus?’ (HC 18, vr. en antw. 49). Geliefde lezer, mag u zielsbevindelijk kennis hebben van deze grote zaken? Met minder kunt u het niet doen. Wat een onuitsprekelijk voorrecht is het toch als we mogen weten vrijgesproken te zijn van schuld en straf.

Ik las eens van een man in Birmingham, die toen hij persoonlijk zicht kreeg op deze Goddelijke vrijspraak, hij vol blijdschap door de straten van de stad liep en maar uitriep: ‘mijn zonden zijn vergeven, mijn zonden zijn vergeven!’ Paulus gaat in Romeinen 8 verder. Hij trekt een lijn van de Goddelijke vrijspraak naar het dragen van het lijden in deze tegenwoordige wereld. Die wetenschap, dat de zondaar gerechtvaardigd is door het bloed van Christus en dat hij in het gericht van God is vrijgesproken van schuld en straf, maakt dat het lijden zó anders wordt gewaardeerd.

Het is de diepe belijdenis van Zondag 1 van de Heidelberger Catechismus: het eigendom van Christus te zijn. En deze Zaligmaker is zuinig op al degenen die Hij heeft gekocht met Zijn dierbaar bloed. Ze zijn ‘kostbaar in Zij ogen’. Hij is niet alleen hun Zaligmaker, maar ook hun Koning en Leidsman. Hij draagt immers de naam Immanuel (Jesaja 7:14). Letterlijk vertaald betekent deze naam: ‘met ons God’ of ‘God met ons’. Welnu, dát heeft leermeester Paulus ondervonden. En dáárom roept hij het uit met de retorische vraag (vers 35): ‘Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?’.

Omstandigheden als ‘verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard’ doen hem van deze liefde niet scheiden. In vers 39 zegt hij er nog meer van: ‘Noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere’ (Rom. 8: 39). Nee, want het is ‘God met ons’! En als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Wie is er sterker dan de Almachtige God? Niemand… Helemaal niemand!

Ds. W.A. Zondag

Hemelvaart en wederkomst

‘(…) Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen gelijk gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren’ (Handelingen 1:11).

Evangelieverkondiging is niet alleen werk van mensen. Ook engelen mogen dat doen. Denk maar aan de adventsboodschap voor Maria, aan de kerstboodschap voor de herders, aan het paasevangelie dat de vrouwen mogen horen in de hof van Jozef. Na de hemelvaart van Christus brengt een engel zijn boodschap over het einde van deze aardse bedeling. Hij verkondigt dat de Heere Jezus is opgenomen naar de hemel, maar ook dat Hij weer zal terugkomen. Zijn verblijf in de hemel is tijdelijk. Jezus is niet alleen Degene Die is weggegaan en aan Wie je een mooie herinnering overhoudt. Hij is juist voor allen die Hem verwachten, de Komende.

Toen de Heere Jezus vóór Zijn lijden Jeruzalem binnenreed op het veulen van een ezelin, had het volk geroepen: ‘Hosanna, gezegend is Hij, Die komt in de Naam van de Heere.’ Zo is Hij nu de Komende voor alle gelovigen. Verwacht u Hem ook?

Alle machten zijn wel overwonnen, maar Hij regeert nog in de gestalte van het kruis. De laatste resten van de oude bedeling moeten nog worden opgeruimd. De vijanden moeten nog volledig aan Hem onderworpen worden. Daar is Hij nu mee bezig in het laatste der dagen. Het Evangelie gaat uit en het Koninkrijk komt wereldwijd. Jezus komt. Sinds de hemelvaart gaan we Zijn komst tegemoet. Als het zover is, neemt God de wolkensluier weg, die Zijn stralende heerlijkheid nu nog bedekt, en dan zullen we door Zijn goddelijke luister overweldigd worden. Bent u betrokken bij waar Jezus nu in de hemel mee bezig is?

Worden in West-Europa de laatste resten van het christendom opgeruimd? Massaal verlaten mensen de kerk. Kleinkinderen van godzalige grootouders laten het afweten. De secularisatie knaagt aan het gebinte van de gemeente. Ik las ergens: ‘In de kerkbanken van vandaag zitten de toekomstige atheïsten’. Als je alleen uit traditie naar de kerk komt, gaat je nageslacht straks niet meer. Traditionalisme houdt geen stand, dat is een leeg testament, daar zit Christus niet in. Het gaat om Hem, om echte geloofskennis van de levende Christus. Als Hij alles voor u is, zijn we verwonderd over wat Hij deed in Zijn verlossingswerk.

We dienen Hem nu in het heden als onze Koning en zien met verlangen uit naar de toekomst.
Deze Jezus zal op dezelfde wijze terugkomen, zegt de engel. Rekent u daarmee en daarop? We hebben het vaak zo druk met ons werk en onze idealen. Kunnen we eerlijk zeggen dat we iedere dag op zijn minst wel een keer aan Jezus’ komst denken? Dat maakt van ons leven hier een pelgrimsleven.
Als u Hem liefhebt, wordt uw sterven een hemelvaart. Maar het mooiste is toch, als Hij terugkomt en aan al Zijn kinderen een plaats geeft in de nieuwe schepping. Daarom mogen we naar die dag met groot verlangen uitzien. ‘’k Ben reizend naar die stad, waar Christus ’t licht zal zijn, om eeuwig daar te zijn bij Hem, bevrijd van zorg en pijn.’ Zingt u dit met heel uw hart mee?

Op dezelfde wijze zal Hij terugkomen, zegt de engel. Zoals Hij ging, zo komt Hij. Plotseling, onverwachts, hoewel Hij Zijn discipelen erop voorbereidde. Hij komt op de wolken van de hemel. Dat wijst op Zijn goddelijke majesteit. Denk aan de wolk bij de Sinaï en ‘Iemand als de Mensenzoon’, Die met de wolken van de hemel kwam (Dan. 7:13). Wie Hem niet liefheeft, zal roepen: ‘Bergen valt op ons.’ En wie Hem verwacht, zal zeggen: ‘Zie, dit is onze God; we hebben Hem verwacht, en Hij zal ons verlossen. Dit is de Heere, wij hebben Hem verwacht, we zullen ons verheugen en verblijden in Zijn heil’ (Jes. 25:9).
Dezelfde Die heenging, komt terug – geen ander, geen vreemde. Wie Hem in dit leven leerde kennen, hoeft niet bang te zijn. Het vreemde jaagt angst aan, maar het bekende geeft vertrouwdheid en geborgenheid.

Zullen op die dag van Zijn komst Zijn voeten staan op de Olijfberg? (Zach. 14:4). We kunnen niet in gedachten op de Olijfberg blijven. Het is goed daar even te zijn, Hem na te staren, te bedenken waar Hij nu is en wat Hij daar doet, en te hopen op de erfenis. Maar we gaan verder. Ons leven wordt niet lamgelegd. De geschiedenis gaat verder naar de jongste dag. De morgen komt, waarop geen nacht
meer volgen zal. Zo komt Hij steeds dichterbij, totdat Hij er is. En dan zullen we Hem zien gelijk Hij is en altijd met de Heere zijn.

Ds. C.G. Vreugdenhil