DE ZANGERS AAN DE GLAZEN ZEE
‘En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods. En zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang des Lams’ (Openbaringen 15: 2 en 3a).
Toen Israël aan de overkant van de Rode Zee stond, hebben ze daar een lied gezongen. Dat was het lied van Mozes, waarvan het hoogtepunt was: ‘Zingt de Heere, want Hij is hoog verheven. Het paard en zijn ruiteren stortte hij in de zee.’ En dan vinden we daar aan die stranden zo’n tegenstelling. Want dan zien we daar het vuur in die glazen zee. Dat getuigt van de rechtvaardige toorn van God over de farao. Maar die zangers aan die glazen zee hebben die toorn van God ook mogen billijken. Want ze kunnen niet boven die farao gaan staan. Ze hebben in het leven leren buigen onder de rechtvaardigheid van God. Ze waren niet beter. Ze waren die toorn ook waard. En dat ze behouden zijn, daar aan de overkant van die zee, dat is enkel maar liefde. Dat is alleen maar soevereine genade. Dat is alleen maar louter en nog eens louter genade. Dat is de kern van het lied van Mozes. Aan de stranden van de eeuwigheid zal dit lied volmaakt gezongen worden.
Maar ze zingen niet alleen het lied van Mozes, maar ook van het Lam. Het Lam, dat is de Heere Jezus. De satan is het beest. Maar nu met eerbied gezegd: nu is dat Lam ook een beest. Het is een Offerdier. Want nu wilde dat Lam van God, die eeuwige Zoon van God, een Lam worden. Hij is naar de slachtplaats geleid, als Borg voor Zijn lievelingen. Dan is Hij op Golgotha gebracht als een offer dat gans verteerd is geworden, om voor beesten, die Hij liefgehad heeft met een eeuwige liefde, de aanneming tot kinderen Gods te verwerven. Om ze voor eeuwig zalig te maken. Daarom zullen die gezaligden daar voor eeuwig het lied van het Lam zingen. ‘Het Lam, Dat voor ons op aarde geslacht is, is eeuwig waard te ontvangen aanbidding, eer en dankb’re lofgezangen. Gij, o Lam Gods, hebt ons Gode gekocht met Uw bloed en daarom zijt Gij eeuwig de eer waard!’
Ze zingen het lied van het Lam. Weet u wat de gezaligden willen, als ze in de hemel komen? Dan willen die gezaligden allemaal vertellen Wie de Heere Jezus is. Echt waar, jongens en meisjes. Dan willen ze allemaal de dierbaarheid van de Heere Jezus prijzen, in Wie God de Vader hen had uitverkoren. Dan willen ze allemaal de grootheid van de Heere Jezus prijzen, Die zo groot geweest is in Zijn liefde, dat Hij Zichzelf tot een slachtoffer heeft laten brengen aan het kruis, tot in de vernedering van de dood en de hel. Maar Die zo groot is, dat Hij opgestaan is uit de dood. Die gezaligden willen allemaal vertellen Wie de Heere Jezus is.
En zij zongen het gezang van Mozes, de dienstknecht Gods, en het gezang van het Lam. Gemeente, dat is nu de lofzang van de gezaligden. En soms mag je iets van dat lied van de gezaligden in je hart horen, om te roemen in de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog.
Maar gemeente, waar zal uw plaats nu zijn? Jongens en meisjes, waar zal jullie plaats zijn? Want dan zal het één van beide zijn. Of we zullen staan aan de stranden van de glazen zee, óf we zullen omkomen in die zee, met vuur gemengd. Eén van de twee.
Kinderen, luister eens goed: onder die schare zullen ook kinderen staan! Zolang de zon en de maan zullen schijnen, zullen er onder het nageslacht voortgebracht worden. Want het zaad zal de Heere dienen. En daarom kan het voor jullie ook! Dan kan ik jullie, jongens en meisjes, die dienst van God zo aanbevelen! We mogen nooit een slecht woord van deze Koning spreken, maar altijd een goed woord. Gods kinderen zijn zo gelukkig. O, laat het eeuwige heil op onze harten wegen. Wie de wereld dient, moet met de wereld omkomen. Gemeente, er moet leven, waarachtig leven komen in ons hart, die tot de keuze wekt om te strijden. Want zonder strijd is er geen overwinning. Zoek dan de Heere terwijl Hij te vinden is, want de Heere verheerlijkt Zich in de middellijke weg.
Wat is dat groot, volk des Heeren, als wij een gegronde hoop mogen hebben voor de eeuwigheid, in die gelovige kennis van Hem, in die gemeenschap met Hem. Want het is hier een woestijnreis. Dan kan die reis wel eens moeilijk zijn. Maar straks zal het eeuwig loofhuttenfeest worden, hoor! En dan zullen we op dat loofhuttenfeest eeuwig de Heere mogen danken; ook voor de weg in de woestijn.
En dan zeg ik het tot allen die Zijn verschijning hebben lief gekregen: ‘Komt, laat ons voortgaan, kinderen, in deze woestenij. Ons stilstaan kan licht hinderen.’ Dan is het misschien nog maar een eindje door de woestijn. En als we dan straks bij die schare mogen staan, dan zal het eeuwig mogen gelden: ‘Het is door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen!’
Ds. J.S. van der Net. We staren onze geliefde oud-predikant na in de blijde hoop dat hij mocht aankomen aan de stranden van de glazen zee en daar nu het lied mag zingen van Mozes en het Lam.
Deze meditatie is een fragment uit een preek die gepubliceerd is in De zaaier ging uit… (deel 15).