De dierbaarheid van Christus

“U dan, die gelooft, is Hij dierbaar;” (1 Petrus 2:7a)

Elk mens heeft wel iets wat hem dierbaar is. Natuurlijk: de één meer dan de ander. Maar elk heeft wel iets, wat voor hem of haar van waarde is. Iets wat van waarde is, stel je op hoge prijs. Dat zou je niet willen missen. Dat hoeven niet eens dure dingen te zijn. Dat kunnen eenvoudige dingen zijn, waaraan herinneringen verbonden zijn. Dat kan bijvoorbeeld een foto zijn. Een vakantiefoto: daar en daar gebeurde het.

Petrus gaat in zijn eerste zendbrief ook spreken over een dierbare zaak. Nee, niet van de dierbaarheden van deze wereld, maar van de dierbaarheid van een Persoon, de dierbaarheid van Christus. Hij getuigt ervan: ‘U dan, die gelooft, is Hij (=Christus) dierbaar.’ Tot wie spreekt Petrus hier? Het zijn de vreemdelingen, verstrooid in Azië. Van nature waren het slaven van de zonde. Maar zij waren wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Christus. Niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad. In de wedergeboorte wordt het geloof geplant. Dan wordt de zondaar afgesneden van de oude Adamswortel en ingeplant in Christus. Deze geloofsvereniging komt ook in haar daden openbaar. Dan wordt de ziel heilig verliefd op Christus. Het is een onfeilbaar kenmerk van het ware geloof. Comrie spreekt in zijn bekende eigenschappen van het geloof als een genade, die Jezus Christus op zeer hoge prijs stelt. Hij beschrijft in zijn preek over deze tekst 21 zaken waarin Christus voor de gelovigen dierbaar is. We willen trachten enige dingen te noemen.

Christus is dierbaar in Zijn liefde. Dat Hij uit eeuwige liefde op Zich nam om het welbehagen des Vaders uit te voeren. In de raad des vredes klonk het: ‘Wie zal met Zijn hart Borg worden?’ (Jeremia 30:21). En toen heeft de dierbare Christus Zich vrijwillig aangemeld bij de Vader. In Psalm 40 wordt Hij sprekende ingevoerd: “Zie Ik kom”. Hij heeft de weg willen gaan naar de eeuwige raad van God en Zijn ziel willen stellen in de plaats van Zijn bruidsgemeente.

Christus is dierbaar in Zijn Persoon. Hij is dierbaar in Zijn Godheid, als God uit God en Licht uit Licht. Hij kon getuigen: Ik en de Vader zijn Eén. Hij is dierbaar in Zijn Mensheid. Hij is de broeders in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Christus is dierbaar in Zijn hongeren in de woestijn. In Zijn dorsten bij de Jacobsbron en aan het kruis. Christus is ook dierbaar in Zijn werk. Dierbaar in Zijn prediking en woorden, die van Zijn lippen vloeiden. Dierbaar in Zijn tekenen en wonderen.

Christus is dierbaar in Zijn borgtochtelijke gerechtigheid. Dat Hij de vloek heeft willen dragen; dat Hij de beker van Gods toorn heeft willen ledigen; de wet heeft vervuld, Zijn bloed heeft willen storten. Christus is dierbaar in Zijn lijden, in Zijn verworpen worden, in Zijn lijdzaamheid, in Zijn verdraagzaamheid, in Zijn gewilligheid als Godslam, ja in Zijn ganse lijdensweg. Christus is dierbaar in Zijn stervende liefde aan het kruis, waar Hij Zichzelf overgaf voor Zijn bruidsgemeente, plaatsvervangend. Wat een les voor Gods kinderen: zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Christus is ook dierbaar in Zijn verhoging. Want Hij is door de bouwlieden verworpen, maar bij God is deze levende Steen uitverkoren en dierbaar. En zo is Christus ook dierbaar in Zijn opstanding uit de doden. Hoe groot en schitterend is Zijn eer. Christus is de Leeuw uit Juda’s stam, Die een overwinning behaald heeft over dood, hel en graf. En zo voer Hij ten hemel op vol eer en werd de kerker Zijn buit. Vanaf de Olijfberg steeg Hij op en is Hij ingegaan in het hemelse heiligdom. Christus is dierbaar in Zijn zitten aan de Rechterhand van God, waar Hij verblijft om altijd voor Zijn volk te bidden.

Christus is dierbaar in Zijn weldaden en genaden, die Hij verworven heeft voor Zijn verkoren Gemeente. Hij is van God geworden tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing. Christus is dierbaar in Zijn verzegeling en inwoning. Christus is dierbaar in Zijn zalige leiding in de woestijn. Christus is zelfs dierbaar in Zijn bestraffingen en in de verbergingen van Zijn aangezicht.
Lezer(es), mag ik u vragen: is deze Christus U al dierbaar geworden? Welke zaken houdt u voor dierbaar? Uw geld, uw goed? Van nature zien we geen dierbaarheid en schoonheid in Christus. Comrie zegt in de toepassing: ‘niemand zal Jezus dierbaar zijn, dan die zijn ellende kent op een gevoelige wijze.’ Moeten velen niet opmaken, dat Jezus hen niet dierbaar is, omdat zij nooit bekommerd geweest zijn en hun ellende hen nooit recht heeft gedrukt?

Ds. J.B. Zippro