De opgestane Levensvorst als de grote Trooster

‘En schrijf aan de engel van de gemeente van die van Smyrna. Dit zegt de Eerste en de Laatste, die dood geweest is, en weder levend is geworden’ (Openbaring 2:8).

Smyrna was een plaats in Klein-Azië die gekenmerkt werd door grote rijkdom. Maar er was tegelijk ook grote armoede. Ondanks dat er in Smyrna armoede was, had God ook onder die verachten en onedelen Zijn Kerk. Maar de gemeente in deze stad is een gemeente die verdrukt, gekweld en vervolgd wordt om Christus’ wil. De Heere weet ook van deze gemeente af, net als van elke gemeente en elk gemeentelid afzonderlijk. Hier vinden wij de opgestane Levensvorst als de grote Trooster, te midden van de gemeente daar in Smyrna.

‘En schrijf aan de voorganger van de gemeente’. U begrijpt dat dit de hele gemeente geldt. Zo de priester, zo het volk. ‘Dit zegt de Eerste en de Laatste’. Dat is niet zomaar een zin, maar wat is dit een bemoediging, in hun benarde, moeilijke omstandigheden van armoede en verdrukking. ‘Luister eens, verdrukten, door onweder voortgedrevenen, ongetroosten, toen en nu: het ligt in Mijn handen. Het kan niet verkeerd gaan, want Ik ben de Getrouwe. Ik ben de Eerste Die dat Godswerk in u, door Mijn Geest laat plaatsvinden. Maar Ik zal ook de laatste hand aan Mijn Gemeente leggen’.

Dat Godsgebouw zal naar Zijn gemaakt bestek in eeuwigheid rijzen. De laatste vijand die teniet gedaan zal worden, is de dood. Dat is de laatste vijand. Maar luister: de allerlaatste hand achter die dood is de Levensvorst Die uw levensbegin was in uw leven, maar Die ook achter de dood staat om u in te zamelen in de gewesten van eeuwige zaligheid. Wat een troost voor de gemeente van Smyrna! Hij die in u het goede werk is begonnen, zal dat ook voleindigen tot op de dag van Jezus Christus.
‘Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is en weder levend is geworden’. Wat betekent dat voor die gemeente? Wat betekent dat voor u? ‘Ik ben dood geweest’. Weet u wat dat betekent? Hier mag eeuwige liefde gepredikt worden. Het betekent: ‘gemeente van Smyrna: Ik ben voor u de dood ingegaan, om u het leven te schenken’. Wat een bemoediging voor die gemeente. Wat een bemoediging ook nu, als hier staat ‘Die dood geweest is’.

Maar de dood heerst niet meer over Hem. Hij heeft de dood verslonden tot eeuwige overwinning, zodat het voor Gods Kerk mag gelden: ‘Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?’. Hij is de grote Triomfator. Hij is dood geweest, maar weder levend geworden, ‘namelijk’, zo zegt de kanttekening, ‘ook door Zijn opstanding, waar Hij opgewekt is door Zijn Vader, als een teken dat de Vader genoegdoening heeft gevonden in Zijn Zoon. Maar ook opgestaan is in eigen kracht’.

We hebben te maken met een levende Zaligmaker, Die opgevaren is, aan de rechterhand van God zit en leeft om voor Zijn Kerk te bidden, en daar Zijn gemeente in Smyrna ziet als hen geweld en list bestrijden. Al gaat het nog zo hoog, hun bloed, hun tranen en hun lijden, zijn dierbaar in Zijn oog.

O Kerk des Heeren, we hebben geen dode Zaligmaker, maar Hij leeft! Als we nu zien op het wereldgebeuren, is er schrik alom. De hele wereld is verontrust over alles wat er plaatsvindt. Maar we hebben een Koning Die leeft en het loopt Hem niet uit de handen. Koning Jezus, Hij leeft tot in alle eeuwigheid. Hij heeft het opstandingsleven teweeggebracht. Nee, we sterven niet voor eeuwig. We sterven hier de zonden af. Zo is de dood de doorgang tot het eeuwige leven, en zullen we eeuwig met de Heere mogen leven: door Hem, door Zijn opstandingskracht en door Zijn opstandingsheerlijkheid zullen we altijd bij de Heere zijn. De dood heeft het niet het laatste woord. ‘Ik ben de Opstandig en het Leven. Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven’. Gelooft u, geloof jij dat?’

Ds. J. van Rijswijk