Een schat in de hemel

“Tot een onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u …” (1 Petr. 1:4)

 

Van de apostel Petrus zijn ons twee zendbrieven bewaard gebleven. De eerste brief is waarschijnlijk geschreven in de periode tussen het jaar 62 en het jaar 68 na Chr. Hij schrijft vanuit Babylon (1 Petr. 5:13). Men gaat er wel van uit dat hij hiermee de stad Rome bedoelt. In deze stad zou hij de laatste jaren van zijn leven hebben doorgebracht. De tweede brief is duidelijk aan het eind van zijn leven geschreven (ca 68 na Chr. stief hij de marteldood). Petrus wist dat zijn einde naderde. Zijn lieve Meester, zo schrijft hij, had hem geopenbaard dat zijn aardse tempel spoedig afgebroken zal worden (2 Petr. 1:14). En dat is de voor apostel een belangrijke reden om zijn lezers nogmaals indringend te wijzen op de rijkdom die een ware christen heeft in Jezus Christus. De Heere Jezus had immers tegen zijn discipel Petrus gezegd: ‘en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders’ (Lukas 22:32b). Hij moet zijn broederen versterken in de strijd, in de aanvechtingen, in de vervolgingen die ze moeten meemaken. Welnu, de tot het geloof gekomen heidenen verkeren in moeilijkheden. De joden keken op hen neer en zeiden: ‘wij alleen zijn Gods uitverkoren volk, wij zijn het zaad van Abraham’. En de heidenen maakten de christenen ronduit belachelijk: hoe kun je nu in een gekruisigde Koning geloven? De wereld op z’n kop… Het was ‘de Jood een ergernis en de Griek een dwaasheid’ (1 Kor. 1:23). Christenen werden als tweederangs burgers beschouwd, zoals we dat nu ook zien in landen als Pakistan waar afgelopen maandag het proces tegen de christin Asia Bibi werd voortgezet. Bepaalde burgerrechten werden hen ontnomen. En het perspectief was bepaald niet gunstig. Langzaam maar zeker ging het in verschillende landen richting een vervolging van de christenen. Zij konden de steun van Petrus zo goed gebruiken. Vandaar deze brieven. Afkomstig van een ervaringsdeskundige, van iemand die precies weet wat lijden in deze tegenwoordige wereld inhoudt.

Petrus wijst erop dat het lijden wezenlijk is voor het leven van een christen. Daarom trekt hij een lijn van het lijden van Christus naar het lijden van Christus’ volgelingen. Wie de Zaligmaker volgt, moet het kruis leren dragen (1 Petr. 2:21, 3:18, 4:12). Ze moeten daarbij letten op de wijze waarop Christus het lijden heeft aanvaard. En zoals Hij gesterkt is door de vreugde die Hem was voorgesteld. Zó heeft Hij het kruis willen dragen en de schande willen verachten. Daaraan moeten ze elkaar en zichzelf herinneren. Het lijden is maar kort, de vreugde straks is voor eeuwig. “Die na kortstondig ongeneugd, mij eindeloos verheugt…”. In dat verband benadrukt Petrus ook de christelijke hoop, door Paulus de ‘helm der zaligheid genoemd’. Door de opstanding van de Heere Jezus zijn de ware gelovigen namelijk wedergeboren tot een levende hoop (1 Petr. 1:3). Er ligt een schat op hen te wachten, ‘een onverderfelijke en onbe-vlekkelijke en onver-welkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u’ (1 Petr. 1:4). Jezus sprak over deze schat tegen de rijke jongeling: “En gij zult een schat hebben in den hemel” (Markus 10:21). Niemand kan bij die schat komen, om de schat te verderven. Wat een voorrecht. Op aarde kunnen schatten vergaan. Sierraden kunnen kwijt raken of gestolen worden. Motten kunnen kleding doen vergaan. Een prachtig huis kan door een aardbeving veranderen in een puinhoop. Een beurscrisis kan in een ogenblik het hele aandelenvermogen doen verdampen. Een bank, waar ons spaargeld op staat, kan ‘omvallen’ zodat dat een paar jaar geleden dreigde te gebeuren met onder meer ABN AMRO. Nog niet zo lang geleden hoorden we van mensen die een heel aantal bitcoins (digitaal betaalmiddel) hadden gespaard. Maar ze waren de wachtwoorden kwijt of hadden de wachtwoorden op een harde schijf staan die niet meer was terug te vinden. Iemand in Engeland had zijn harde schijf met bitcoins ter waarde van wel 20 miljoen euro in de kliko gedumpt en was ten einde raad. Hij overwoog serieus om heel de vuilnisbelt te laten afgraven. Vergelijk dat eens met de hemelse erfenis, zie zoveel heerlijker is dan al het aardse goud bij elkaar. De hemelse heerlijkheid – het hemelse Jeruzalem dat straks zal neerdalen op de aarde, zoals het wordt geschilderd in Jesaja 11 en in Openbaring 21. Het is de plaats waar het Lam in Zijn volle heerlijkheid is. Dáár zal Hij de kinderen van God verlichten, weiden en leiden. Woorden schieten te kort. Johannes schrijft verrukt: “De stad was zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk”…. “En de twaalf poorten waren twaalf parelen, een iegelijke poort was elk uit één parel; en de straat der stad was zuiver goud, gelijk doorluchtig glas” (Openbaring 21:21). Een zon is niet meer nodig. Een maan evenmin. “Want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars” (vers 23).

Lezer, bent u, ben jij erfgenaam van die schat in de hemel? Verkregen in de weg van de wedergeboorte (1 Petr. 1:3) waardoor we een vreemdeling op aarde werden en gingen uitzien naar de Stad die fundamenten heeft? Zonder het ‘mijnende geloof’ in de verdienste van Christus kunnen we geen aanspraak maken op deze schat, op deze erfenis. Maar als er een druppel bloed van deze Borg op onze ziel is gesprengd, zijn we erfgenamen van deze schat. En zullen we Hem, onze Bruidegom, zien van aangezicht tot aangezicht.

Daar zal Zijn volk weer wonen naar Zijn raad,
God eeuwig hun Zijn volle gunst betonen;
Daar zullen zij, Gods knechten met hun zaad,
Zij, die Zijn naam beminnen, erf’lijk wonen.

(Psalm 69:14b ber.)

 

Ds. W.A. Zondag