Petrus verloochent zijn Meester

‘En de Heere, Zich omkerende, zag Petrus aan; en Petrus werd indachtig het woord des Heeren, hoe Hij hem gezegd had: Eer de haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen’ (Lukas 22: 62).

Petrus is meegegaan met degenen die Jezus gevangen genomen hebben. Hij wilde weten hoe het met zijn Meester zou aflopen en is het huis van de Hogepriester binnen gegaan. Petrus is niet de hoofdpersoon, dat is Jezus. En wij staan voor de spiegel. Zien we onszelf daarin? Zien we ook de trouw en liefde van Jezus?

Het getuigenis van de valse beschuldigers is niet eenparig. Wat getuigen dezen tegen u, zo vraagt de Hogepriester. Maar Jezus zweeg stil. Hij zweeg toen het ging over onze schuld. Hij is de Borg van Zijn Kerk.

Een dienstmeisje die Petrus ziet staan bij het vuur zegt: Jij hoort toch ook bij Hem? Zij stelt niets voor. Petrus hoeft helemaal niet te antwoorden. Hij wordt niet stevig aan de tand gevoeld. Terloops stelt dat meisje die vraag. Jezus moet antwoorden op de vragen van de beschuldigers. Toch treffen die woorden van dat meisje doel. Jij was ook bij Jezus de Galileeër. Een pijnlijke en vervelende opmerking voor Petrus. Hij antwoordt: Ik ken Hem niet, mens, je weet niet wat je zegt. Velen getuigen tegen Jezus, maar Hij zweeg stil. Dat dienstmeisje maakt maar één opmerking en Petrus begint direct zijn Meester te verloochenen.

Herkent u dat? In de kerk en op de Bijbelstudie is het niet zo moeilijk om de Heere Jezus te belijden, maar in het volle leven op je werk, onder collega’s moet je er toch ook duidelijk voor uitkomen dat je bij Hem hoort.

Kajafas vraagt aan Jezus: Bent U de Christus, de Zoon van de levende God? Zo had Petrus Hem beleden in Ceasarea Filippi. En nu zegt hij: Ik ken Hem niet. Jezus antwoordt bevestigend op die vraag. Gij zegt dat Ik het ben. Dat betekent: Ja, dat ben ik. Toen hadden toch alle lampen op rood moeten springen voor Petrus. Hij wordt bepaald bij zijn eigen belijdenis. En nu zegt hij het tegendeel. Hoe pijnlijk is dat voor Jezus. Hij draagt al die vloek en die smaad, ook die van Petrus. Petrus wordt hier een valse getuige. Zijn woorden snijden Jezus door Zijn ziel.

Wat een gebeuren. Jezus zegt: Ik ben het. Petrus zegt: Ik ben niet van Hem. En als Jezus dan de zaal uit moet omdat het sanhedrin de beslissing moet nemen, hoort hij dat dienstmeisje op de binnenplaats tegen Petrus zeggen: Jij hoort ook bij Jezus’ discipelen, ik weet het zeker, je accent is puur Galileïsch. Dan begint Petrus te vloeken en te zweren. Ik mag sterven als ik Hem ken, de hemel is mijn getuige…
Op dat moment keert Jezus Zich om en kijkt Petrus aan. Hij heeft gehoord wat Petrus zei. En toen kraaide de haan. Die twee dingen brengen Petrus tot inkeer. Dat kraaien van de haan, waar Jezus over gesproken had, én die blik van Jezus. De Heere Zich omkerende zag Petrus aan. Daarin ziet Petrus de smart van zijn zonde in de ogen van zijn lijdende Borg. Die blik is Hij nooit vergeten.

Jezus en Petrus staan oog in oog met elkaar. Er wordt niets gezegd, Dat komt later. En toch is deze blik zo veelzeggend. In de ogen van Jezus staat intens verdriet te lezen. Verdriet en pijn om de verloochening van Petrus. Petrus, heb Ik dít aan je verdiend? Jij was toch één van Mijn vurigste discipelen? Petrus, toch heb ik je lief met een eeuwig durende liefde. In die ogen van Christus ligt een oceaan van liefde.

Hebt u, heb jij zo wel eens in die ogen van Jezus gekeken? Die ogen van Hem zijn zo doordringend! Het zijn de genadestralen van de zon der gerechtigheid. Die zon ontdekt tegelijkertijd aan de werken van de duisternis. De Heere Zich omkerende zag Petrus aan. Met Zijn bedroefde ogen, Zijn liefdevolle ogen. Zijn gezicht is gezwollen en bloedend door de vuistslagen. Zie je het voor je? Liefdevolle ogen in het geschonden gelaat van Jezus. Dat grijpt Petrus aan tot in het diepst van zijn ziel. Het wordt heel persoonlijk. Jezus ziet Petrus en Petrus ziet Jezus. Onder vier ogen.

Als je dat ervaart, lijkt het wel of je helemaal alleen in de kerk zit. Dan is er maar één zondaar die straf verdiend heeft en dat ben jij. Je raakt bedroefd en verslagen. Vanwege dat liefdesoog van Jezus. Maar dat oog van Jezus wekt ook hoop in je hart op Gods ontferming. Herken je dat? Grijpt de les uit deze geschiedenis je niet aan? Heb jij de Heere nooit verloochend toen je één uurtje plezier dacht te hebben met je vrienden op een plaats waar je niet hoorde? Maar ook onze ouderen, hoe vaak zwijgen we als we moeten spreken of spreken we waar we moeten zwijgen. Een zakenman die zijn klanten bedriegt, een vader die op een verkeerde internetsite terecht komt en daar blijft. Een moeder die zich voorgenomen had om niet meer zo boos te worden maar in liefde te vermanen.

Staat u nog boven Petrus? In de verkondiging van het Evangelie ziet Jezus ons één voor één in de ogen. Hij stelt ons onze heimelijke zonden vlijmscherp voor ogen. Weet u waarom? Omdat Hij Zijn liefde aan ons kwijt wil. Jezus kijkt jou aan en zegt: Heb ik dat aan jou verdiend? Gode zij dank rust Zijn liefde niet in onze trouw. Zijn liefde is vrijwillig en eeuwig. Zouden we dan niet strijden tegen ons ongeloof en Jezus navolgen? Petrus was een gelovige man maar op het moment van zijn verloochening geloofde hij niet. En daarom valt hij. Wat is het toch belangrijk dat we dicht bij de Heere leven.

Petrus werd indachtig aan het woord dat Jezus tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben zult gij Mij drie maar verloochend hebben. Dat noemen we indachtmakende genade. Het is alsof Petrus ontwaakt uit een bange droom. In één enkel ogenblik stort zijn wereld in elkaar. Als vrucht op het gebed van de Heere Jezus. Wat de hardste slagen niet bereiken kunnen, dat brengt de liefde tot stand: een gebroken hart en een verslagen geest. Petrus komt tot inkeer. Opeens staat Petrus helder voor de geest hoe dwaas hij gehandeld heeft. Hij gaat naar buiten en weent bitter.

De morgen stond op het punt om aan te breken, maar voor Petrus werd het donker en bitter. Er is niets bitterder dan de zonde die we bedreven hebben tegen een goeddoend God. Dat komt omdat de liefde van Christus daar achter zit en de trouw van God. Christus houdt hem vast en bidt voor Petrus. Wat een neerbuigende goedheid voor een verloren zondaar.

Als je in die nacht een Petrus gevraagd zou hebben: Moet jij nu écht niets meer van Jezus hebben? Dan zou hij nog harder zijn gaan huilen en zeggen: Heere U weet alles dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Onbegrijpelijk en toch waar!

Ds. C.G. Vreugdenhil