Maar zo wie Zijn Woord bewaart

“Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden; hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn.” (1 Johannes 2:5)

 

Johannes richt zich tot een groep gemeenten in Klein-Azië, die uit het heidendom zijn ontstaan. Daar heerste tot voor kort grote onrust. Dwaalgeesten gaven zich uit voor profeten  die door de Heilige Geest werden geleid (4:1). Ze spraken vaak en vroom over Jezus, maar erkenden Hem niet als de Christus (2:22). Zij namen het bovendien niet nauw met de  zonde (1:6,3:4). Tijdens de grote crisis die deze ‘profeten’ in de gemeenten veroorzaakten, zijn zij ontmaskerd als antichristen, als mensen die zich tegen Christus en Zijn kerk  keerden. Boos zijn ze heengegaan (2:19). Gods kinderen beven nog als zij aan deze geestelijke botsing terugdenken. Innerlijk zijn ze geheel ontredderd. Veel gemeenteleden hebben bovendien de gemeente de rug toegekeerd (2:18). Dat roept vragen op. Was hun optreden toch wel juist? Ze hunkeren naar onderwijs, bevestiging en zekerheid (5:13).  Daarom zegt Johannes: ‘Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden.’ Hebben zij in de strijd niet het Woord van Christus mogen bewaren?  De waarheid van dat Woord werd ontkend! Zij konden en mochten niet zwijgen toen Gods geboden werden veracht. De apostel zegt als het ware: ‘Dat blijven bij het Woord, kunt  en moogt u immers niet ontkennen.’Welnu, dat was niet anders dan vrucht van de liefde die God uitstortte in uw harten in het uur van de wedergeboorte! Die liefde wekt altijd  wederliefde: liefde tot God, liefde tot Zijn Christus,

Zijn Woord, Zijn geboden. Weest getroost. In dat gelovig en liefdevol bewaren van het Woord (Joh. 14:16) hebt u het bewijs van uw  aandeel aan Christus. ‘Hieraan kennen wij, dat wij in Hem zijn.’ Weest verzekerd. U was in Gods weg. Van u geldt: ‘De Vader Zelf heeft u lief’ (Joh. 16:27).

Zo gaat het nog  altijd, in de gevestigde gemeente, op het zendingsveld, bij de stadszending in de sloppenwijken van wereldsteden. Als de Heere ons bekeert, kijken we met andere ogen naar Zijn  Woord: ‘Hoe lief heb ik Uw wet!’ (Psalm 119:97). Wat is het een wonder, dat God tot zo’n rechteloze wil spreken door Zijn Getuigenis! Als de Heilige Geest daaruit licht laat vallen op Christus als de enige Weg tot behoud, drukken we de Schrift aan ons hart. Oprechte bekering betekent ook altijd het inrichten van ons leven naar het Woord: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ (Hand. 9:6). Zo komt de liefde van God in het leven van Zijn volk tot volmaaktheid, tot haar doel, tot haar algehele uitwerking. De Heere is het zo waard, dat we bij de Bijbelse leer blijven en ons richten naar Zijn geboden. Het is waar, dat de allerheiligste maar een klein beginsel heeft van deze gehoorzaamheid. Maar de begeerte naar het  volmaakte is er! En dat beginsel leeft. ‘Gun door ’t geloof in Christus krachten, om die te doen uit dankbaarheid’.

Ds. M. Golverdingen