Christus kwam niet om de wereld te veroordelen

“Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou… maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God” (Joh. 3:17a en 18b).

Liefde bewijst zich in daden. God zond Zijn Zoon. Dat had Hij beloofd in het paradijs. Al Zijn beloften heeft Hij vervuld. ‘Gezonden’ betekent: ‘weggezonden’. Hij deed afstand van Hem, Hij gaf Hem over, Hij spaarde Hem niet. Wat een liefde! De Vader had er alles voor over. Zo verregaand was de liefde van God, dat Hij kwam tot het uiterste: God gaf Zijn Zoon.

Vers 18 zegt: ‘enig geboren Zoon’. Zijn enige Zoon. Alles wat Hij te geven had. Christus is de enig geborene van de Vader. Na Hem had God niets meer te geven. Buiten Hem had God geen Zoon. Vrijwillig stond God Zijn Zoon af. Hij gaf Hem tot in de dood. Niemand kon Hem daartoe verplichten. Vrijmachtig deed God dit in Zijn adembenemende liefde. God offerde Zijn vreugde op… om Christus te laten sterven aan het kruis voor de zonde van de  wereld.

De graadmeter van onze liefde is zelfverloochening, het offer dat we willen brengen. De liefde spaart zichzelf niet, maar geeft zich ten volle. God gaf Zijn enig Kind. Gods eeuwige zondaarsliefde glanst ons daarin tegen. Kan dat uw hart niet breken? Wie tobt nu nog verder met zijn schuld? God zond Zijn Zoon.

Waar naar toe? Johannes zegt: ‘in de wereld’. Tot drie keer toe! Wat een heerlijk en ruim evangelie. Nu is er hoop voor de grootste van de zondaren. Zo royaal is God met Zijn heil. Het gaat er wereldwijd aan toe. Er staat niet: de farizeeën of Nicodemus of Gods volk of de uitverkorenen, maar… de wereld! Dat is een grote troost voor mensen, die niets kunnen aanwijzen, dat hun op genade aanspraak zou kunnen geven.

We moeten bij het woordje ‘wereld’  in de eerste plaats denken aan de gevallen mensenwereld. Al is het werk van Christus zo wereldomvattend, dat Hij Zijn volk redt in samenhang met de gehele

schepping, die gereinigd zal worden van de gevolgen van de zondeval. Deze wereld (de schepping en de mensenwereld) ligt in het boze en is aan het oordeel onderworpen. God zond Zijn

Zoon in die door de vloek getroffen opstandige en diep gezonken wereld. God bevestigt Zijn liefde jegens ons dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren.

Niet voor de betere soort, maar voor mensen, die Gods eer schonden en Zijn liefde miskenden. Om zulke mensen te redden zond God Zijn Zoon. Kohlbrugge zegt: “Laat ieder die dit woord ‘wereld’ hoort aan zichzelf denken en zeggen: daarmee ben ik bedoeld.” Of voelt u zich daar te goed voor om met die hele wereld op één hoop gegooid te worden? Het geldt voor Nicodemus, voor de tollenaars en de zondaars, voor mensen in de goot en voor nette kerkmensen op de rechter vluchtstrook van de brede weg. Vindt u dat geen troost? Zo wordt je verlost uit die wurgende angst dat je niet zalig zou kunnen worden.

In de wereld gezonden. Niet als toerist om alles van de mooie kant te zien, maar om Zich te buigen onder de rauwe werkelijkheid van vloek en schuld. Hij kroop in onze huid. Het ging van Bethlehem naar Golgotha. En daar stierf Hij voor de zonde der wereld. Nu kan de hele wereld zalig worden. De verzoening is aangebracht. Het offer van Christus is genoegzaam voor de verzoening van de zonde van de gehele wereld. Maar wie aan Hem voorbij gaat, wordt niet met God verzoend. En wie in Hem gelooft wel. Alleen door het geloof worden we met God verzoend.

Kijk eens naar Jezus. Hij glanst van Gods eeuwige liefde. Wat een offer. Gezonden in de wereld! Dan is het toch ook geen vraag meer of Hij u nog wil hebben? Zit u daarover te tobben? Gods liefde is zo overweldigend groot, ook voor u groot genoeg. Kijk maar naar de tekst. “God heeft Zijn Zoon niet gezonden om de wereld te veroordelen.”

Dat is de omgekeerde wereld! Deze wereld is het oordeel waardig. De aarde is vervloekt omwille van de zonde. God heeft nog geduld met deze wereld. Omdat Hij het oordeel voltrokken heeft aan Zijn eigen Zoon. Gods heilig recht kan niet gedogen dat Hij Zijn ogen sluit voor het verdiende oordeel. Christus droeg de straf. En het doel daarvan is het behoud van de mensen, van u en mij. Dat wil niet zeggen dat er helemaal geen sprake meer is van straf en oordeel. Als donkere keerzijde van de komst van Christus naar deze wereld is er wel het oordeel. Niet slechts later, maar nu al.

Beslissend is of wij al dan niet in Hem geloven. Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Maar wie niet gelooft is al veroordeeld. Dan sta je door ongeloof schuldig in Gods gericht. Op de oordeelsdag zal Christus dat bevestigen. Johannes zegt niet dat de hele wereld behouden wordt. Christus deelt de mensen in vers 18 in twee groepen. Eerst degenen, die in Christus geloven en geen oordeel te wachten staat. En dan degenen, die Christus verwerpen door niet in Hem te geloven. Die zijn al veroordeeld en dat zal blijken in het laatste gericht.

Dat woord ‘oordelen’ betekent ook: schiften, in twee-en uiteen laten vallen. De gelovigen worden gered uit de verdorven massa. Het evangelie is een reuk des levens ten leven, maar… als je het ongehoorzaam bent, wordt het een reuk des doods ten dode. Christus is niet in de eerste plaats gekomen om te veroordelen, maar om te behouden. Om te redden uit het verderf. Als Jezus de discipelen bestraft omdat ze de Samaritanen willen straffen zegt Hij: de Zoon des mensen is niet gekomen om de mensen zielen te verderven, maar om te behouden.

Gelooft u dat? Dat Christus niet kwam om ons te veroordelen en te straffen, maar om de straf en het oordeel te dragen? Pas als dat doel niet bereikt wordt, komt het oordeel. Christus stelt ons hier voor honderd procent verantwoordelijk. Hij kwam niet om te veroordelen, maar om te behouden. Lees maar mee vers 18: “Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God.” Jezus oordeelt over de mensen die de duisternis liever

hebben dan het licht en van wie de werken ‘boos’ waren(vers 19). Dit gaat over mensen, die aan de zonde vasthouden. Straks komt Jezus als rechter, maar Zijn eerste komst is tot behoud.

En wie de liefde van God versmaadt, die komt door eigen schuld in het oordeel. Hoe vreselijk is de zonde van het ongeloof. En dat is –  net als het geloof    een daad van de mens. Het is de mens die gelooft of in ongeloof volhardt. Het gaat hier niet over een slachtoffer en over onze onmacht. Het ongeloof is volgens vers 20 het kwade doen en het licht haten. Het woordje ‘niet’ in het Grieks wijst op een ontkennende afwerende houding. Je kunt ook vertalen: wie niet geloven wil, is al geoordeeld. Zo groot is de zonde van het ongeloof.

Zeker, het geloof is een geschenk van God door de werking van de Heilige Geest, maar dat sluit onze eigen wil niet uit. Niemand kan zonder zijn eigen wil tot het geloof komen of in ongeloof volharden. Dat laatste komt voort uit de hoogmoed van de mens, die zijn verlorenheid niet wil erkennen. En weet u voor wie het een groot wonder is dat hij niet wordt veroordeeld?

Voor diegene, die zijn diepe verlorenheid moet inleven. Voor hem of haar die zegt: “O God, ik heb niet verdiend dat u naar me omziet. Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden.” Wie zichzelf moet veroordelen als een verloren zondaar, voor die klinkt de tekst als muziek in de oren. Ik kan nog behouden worden, door het bloed van Jezus. Niet veroordeeld, nu niet en in de oordeelsdag niet en tot in der eeuwigheid niet.

ds. C.G. Vreugdenhil