De doden bewaakten het leven

‘En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden’ (Matth. 28:4)

Bij het graf van Jezus werden wachters gezet! Denk eens even na over deze woorden. Het graf van een dode moet bewaakt worden en verzegeld. Gewapende soldaten staan bij een graf. Jezus mòcht eens opstaan. De discipelen mòchten Zijn dode lichaam eens stelen. Dat was de zorg van het Sanhedrin. De soldaten hielden de wacht. Hoe ze de nacht doorgekomen zijn, staat er niet. Hebben ze gepraat en gedobbeld? En dan opeens is daar een engel; als een bliksem, als een fel licht. Ook een aardbeving. De angst vliegt hen naar de keel. De bewakers van het dode lichaam van Jezus worden zelf als doden. Ze verstijven van schrik. Ze schrikken zich dood. Tegen God helpen geen zegels en soldaten.

Uit vrees voor die hemelse verschijning zijn de wachters zeer verschrikt. In het Grieks wordt hetzelfde grondwoord gebruikt voor die aardbeving en voor de schrik van de wachters. Er staat: er was een grote aardbeving … en de wachters beefden! (seismo) Zo bevreesd waren ze dat het wel leek of de wachters nog meer beefden dan de aarde. Ze werden als doden. En als ze weer bij hun positieven komen, hollen ze naar huis. Vers 11 zegt dat ‘enigen’ van hen naar de overpriesters gingen.

We zien ze in gedachten op wacht staan. Voor hen was dood dood. Zoals zoveel mensen vandaag denken. Ze deden het alleen voor hun soldij. Maar die aardbeving en die engelverschijning haalde een streep door de rekening. God greep in. Ze werden als doden. En ze zullen het straks eeuwig besterven als God ze voor Zijn rechterstoel daagt. God heeft ze gevonnist over hun goddeloze bestaan. Ook over die leugen, die ze verspreid hebben (dat het lichaam van Jezus gestolen zou zijn) en het geld dat ze daarmee verdiend hebben.

Wat heeft dat een opschudding veroorzaakt in Jeruzalem. Dat gerucht over wat er gebeurd was bij het graf. De overpriesters hebben zich eraan geërgerd. De wachters wisten wel niet precies wat er gebeurde, want ze hebben Jezus zelf niet gezien, maar wat ze wel gezien hebben, heeft zo’n indruk gemaakt op de overpriesters, dat ze in allerijl een

vergadering van het sanhedrin belegd hebben. Daar stond Kajafas weer als voorzitter met de 70 oudsten. Ze hebben diep in hart gesidderd bij de berichten van de wachters. En het graf was leeg, dat is duidelijk. Stel je voor dat Jezus echt is opgestaan, wat staat hen dan nog te wachten? En wat zal het volk dan doen?
Ze hebben de wachters omgekocht. Dat lezen we in de verzen 12-15. U ziet, het sterkste bewijs van Jezus’ opstanding komt van de kant van de vijand. Zo zijn de wachters nog ingeschakeld in het plan van God tot bevestiging van de waarheid.

De wachters werden als doden. Dat heeft ons wat te zeggen. Zo kan het ook ons vergaan. Als ons leven niet getekend is in die vrouwen, die uit liefde tot Jezus alles voor Hem over hadden, al was hun liefde nog met veel onkunde vermengd, zou het wel eens kunnen zijn, dat ons leven getekend is in die wachters, die zo dichtbij Jezus waren en toch van Hem wegvluchtten omdat ze een vijand van Hem waren. Je bent een vriend of een vijand. Een tussenweg is er eigenlijk niet. Dat is heel radicaal, maar de Bijbel leert het ons.
Lijken wij van huis uit niet sprekend op die Romeinse soldaten? Vlakbij de Waarheid en toch … een vijand van Christus? Wel een geweten, dat ons waarschuwt, maar je leeft toch door. Je ziet aan de wachters bij het graf hoe hard een mensenhart is.
Wat hier met die wachters gebeurt, is het begin van Gods oordeel over hun leven. Die engel op de steen predikt: God komt ten gerichte. En als wij de opgestane Christus niet tevoet vallen, zullen wij ook eenmaal verstijven van schrik en roepen: Bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons! We zullen worden als doden en we zullen het oordeel niet meer kunnen ontvlieden. Die engel predikt ons: we moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus.

Maar het is Pasen geweest. Jezus leeft! Deze blijde boodschap mag ik u doorgeven. U mag opwaarts zien, ook al ligt uw onmacht al een zware steen op uw hart. Hij breekt door al die stenen en ‘ja maars’ van het ongeloof heen met de kracht van Zijn opstanding. Hij heeft de dood overwonnen om ons Zijn gerechtigheid deelachtig te maken. Hij wekt ons door Zijn kracht op tot een nieuw leven. Jezus leeft. Hij kan en wil met Zijn opstandingskracht

gesloten harten binnen dringen. Hij wil het leven wekken midden in de dood!
Waar voorheen niets dan duisternis en ongeloof, wanhoop en strijd de overhand hadden, daar breekt het licht door, als door een wonder. Wij dragen de dood in ons om. De dood van ons lichaam dat sterven moet. De dood van ons hart dat gestorven is door de zonde. Ook de dood, waardoor ons hart telkens weer verstijft als we achterop raken in de genade. Al die dood mogen we nu brengen tot Jezus. Hij is opgestaan. Hij leeft! Hij heeft gezegd: Ik leef en gij zult leven. Hij straalt van hemelse liefde.

Zie op Hem om opgewekt te worden uit uw ingezonkenheid en ongeloof. Hij wil uw hart vervullen met Zijn heerlijke tegenwoordigheid. En dat is te zien als Jezus in je leeft. Dan is er rust en vrede, vreugde en vertroosting. Anderen kunnen het aan ons zien dat er een levende Zaligmaker is. Dat is een gezegend Pasen. Ik leef, doch niet meer ik, maar (de opgestane) Christus leeft in mij.

ds. C. G. Vreugdenhil