Een gebed om de zegen van God

‘Toen gaf ik hun tot antwoord, en zeide tot hen: God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen…’
(Nehemia 2: 20a)
Nehemia is een bidder. Als hij in Perzië aan het hof bezoek krijgt van zijn broer Hanani uit Jeruzalem en hoort dat de muren van Jeruzalem nog steeds niet zijn opgebouwd, bedrijft hij rouw en wordt hij biddend werkzaam met de desolate toestand van zijn vaderstad. Een voorbeeld voor ons op biddag, om bedroefd te zijn over heel de situatie in ons land en onze maatschappij, waar de beschermende muur van Gods heilzame geboden verbroken ligt en God wordt onteerd.
Nehemia vast en bidt voor zijn volk. Biddend verwacht hij alles van God. Nehemia bidt een aangrijpend gebed. Hij pleit op Gods verbondstrouw en erkent de grootheid van God. Hij belijdt Israëls zonde en als we hem daar zo zien bukken voor de Heere, verrijst de gestalte van de grote Voorbidder, Die in de bres springt voor Zijn volk. Nehemia vraagt concreet om hulp: doe het toch uw knecht heden wel gelukken.
Als Nehemia in Jeruzalem gekomen is en een inspectietocht langs de muur van de stad gemaakt heeft, belegt hij een vergadering en krijgt hij toestemming om de herbouw van de muur van Jeruzalem te regelen. Groot verzet komt er van de kant van de heidense landvoogden. Maar in de kracht van het geloof geeft hij hen ten antwoord: ‘God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen…’.
Ziet u nu de lijn naar onze biddag voor gewas en arbeid? Als het over ons werk gaat, komt ook heel expliciet de vraag naar ons dagelijks levensonderhoud aan de orde. De Heere wil dat we dagelijks tot Hem komen en Hem erkennen als de Levensbron, als de overvloedige Fontein van alle goed.

Rotsvast staat Nehemia’s geloofsvertrouwen op God: ‘God van den hemel, Die zal het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen…’. Hij is de Koning der koningen. Hij regeert! Er is verwachting voor Sion. Naar Gods eigen belofte. Hij verwacht het niet van eigen kracht en inzicht en ook niet van de mensen om hem heen. Nee: De God van de hemel. Die hoge God, die in de hemel woont. Die zal het doen gelukken. Nehemia’s verwachting is niet te hoog gespannen. Want je moet niet alleen op jezelf zien – dat is verootmoedigend – maar je moet vooral op God zien. In de eerste plaats zelfs. U moet eens letten op de volgorde. Hij zegt niet: wij gaan aan het werk en dan geeft God Zijn zegen wel. Nee, God is de eerste. Dat is de juiste volgorde! Nehemia begint bij God. Het is Zijn plan, dat Hij in het hart van Nehemia gaf. Daarom! Niet: wij en God, maar God en daarom wij! God doet gelukken, daarom gaan wij Zijn knechten bouwen. Als ons werk niet uit God is, zal het gebroken worden. Wat is dat mooi. Tegenover de spot van de vijanden staat Nehemia’s geloofsverwachting alleen op God. Nehemia spreekt deze woorden uit als het werk nog moet beginnen. Van te voren dus, niet achteraf. Hij zegt dit in het geloof, in volkomen vertrou­wen op God, de ‘God van de hemel’, Die alles geschapen heeft. Dat is een typerende naam voor God na de ballingschap. Die Naam heeft een rijke betekenis. Gods verheven majesteit wordt beleden boven alle volken en hun afgoden. De gehele hemel, met al Zijn sterren, die de heidenen vereren, staat onder Zijn heerschappij. Door Hem regeren de koningen. De God van de hemel is voor Israël ook de God van het genadeverbond. Alles is genade. God ziet in Christus in genade neer op zondaren. Omwille van Christus’ wil Hij van een zondig en verloren mens de genadige God en Vader zijn, Die ons van alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren wil. Denk niet te klein van deze God. Zie op biddag op Zijn milde overvloed. Hij heeft Zijn eigen Zoon niet gespaard, hoe zal Hij ons met Hem niet alle dingen schenken? Doen gelukken, zo zegt Nehemia. Hij zal de bouw van Jeruzalems muur voorspoedig maken, Hij zal de vijanden verslaan en Nehemia en zijn helpers bijstaan. En dat is ook uitgekomen. Ondanks alle moeilijkheden, die Nehemia en de zijnen ondervonden hebben tijdens de bouw, heeft God alles tot voltooiing gebracht. In 52 dagen was de muur klaar, gelukt. In het grondwoord voor ‘gelukken’ zit ook de betekenis van ‘geluk verlenen’, vrede schenken. Als de muur herbouwd is en de vijand verjaagd, komt er vrede. Daar bidden wij ook om met biddag: om nationale vrede, om werkgelegenheid, om gezondheid, voedsel, kleding, arbeidsvreugde, wijsheid in de opvoeding, Gods zegen over je zaak, voor de bouwvakkers, voor de boeren, in de verzorging, in het maatschappelijk werk, bij het evangelisatie werk en alle arbeid in het Koninkrijk Gods. ‘Gelukken’ betekent hier: geluk geven. Ten diepste wijzen deze woorden op: de vrede met God, de verzoening, de vergeving van zonden om het bloed van Christus. Hebt u dat geluk al gevonden? Dat overstraalt al je andere werk. Bent u echt gelukkig? Wij Zijn knechten zullen bouwen. Toegewijd aan de zaak van de Meester, gedreven door de liefde tot God en Zijn Koninkrijk. Je laat aan God over hoe Hij de dingen leidt, maar je bent bereid en je maakt je gereed. Voelt u hoe belangrijk hierin ook het gebed om de Heilige Geest is? Wij Zijn knechten zullen ‘bouwen’. Dat betekent letterlijk: optrekken, opbouwen, herbouwen. Gods medear­beiders zijn. Ieder draagt z’n steentje bij. Het gaat uiteindelijk om een bouwen op het Woord, maar ook vanuit het Woord. Dat brengt ons bij een heel belangrijke vraag op biddag: kent u persoonlijk deze Koning door het geloof? Wordt ons bouwen gedragen door een levend geloof in Christus? Worden we bij ons werk gevoed vanuit de verborgen omgang met God? En dat brengt me tenslotte op de diepste betekenis van het woordje ‘knechten’. Dat komt van ‘abad’ en dat betekent ‘dienen’. U hebt vast wel eens gehoord van de ‘Ebed Jahweh’, dat is de Knecht des Heeren. Knechten moeten niet heersen en de baas spelen, maar dienen in diepe zelfverloochenende liefde naar het voorbeeld van Christus. Wij Zijn knechten. Die knechten gaan eeuwig erven. Dan hebt u hier op het puin van uw eigen leven het oog leren slaan op de grote KNECHT DES HEEREN, Die Zijn leven tot het bittere eind toe heeft besteed in de dienst van God. Wat vindt u van deze Knecht? Wij Zijn knechten. Bent u dat, ben jij dat? In dit woord wordt eigenlijk kort maar krachtig het leven van een christen getekend. Wij, Zijn knechten. Daarin ligt alles opgesloten: God dienen. In de kerk, in uw beroep als onderwijzer of leraar, als directeur, als directrice, in uw gezin. Heere, ik doe alles ten diepste voor U. Dat is God dienen. Uw licht laten schijnen door uw woorden en uw levenswandel. God dienen omdat je Hem zo lief hebt. Uw liefdedienst heeft me nog nooit verdroten.

Ds. C.G. Vreugdenhil