Jezus’ verbazing en angst

En Hij… begon verbaasd en zeer beangst te worden (Mark. 14:33)

Als we ergens zien hoe zwaar het lijden voor Christus is geweest, dan is het wel in de hof van Getsémané. Samen met zijn discipelen is Hij deze tuin binnen gegaan. Het eigenlijke lijden komt nu snel dichterbij. Nog enkele uren en Hij wordt gevangen genomen. Juist nu, op de drempel van het kruislijden, komt de verschrikking van wat Hem te wachten staat in alle hevigheid op Hem af. Hij zal volstrekt verlaten worden, niet alleen door Zijn discipelen, maar ook door Zijn Vader.

Jezus heeft behoefte aan gebed. Veel heeft Jezus gebeden op aarde. Maar nu is het anders dan anders. De Zoon des Mensen moet lijden en sterven. Om verzoening te weeg te brengen tussen God en mensen. Dat heeft Hij al lang geweten en daarover heeft Hij herhaaldelijk gesproken. Maar nu dat lijden zo dichtbij gekomen is, wordt Hij angstig. Hij ziet er als een berg tegenop en Zijn bange ziel schreeuwt tot God. Wat een scherpe tegenstelling tussen nu en daarvoor.

Daarvoor was Hij rustig, kalm en beheerst. We lezen dat Hij in alle rust naar Jeruzalem gaat en met innerlijke zekerheid spreekt over Zijn aanstaande lijden, sterven en begrafenis. Met hemelse vrede en bovenmenselijke rust en waardigheid treedt Hij Zijn lijden tegemoet.

En wat zien we nu gebeuren? Wat een onbeschrijfelijk contrast! Plotselinge angst en onrust overvalt Hem. Zijn rustige stem verandert in een bittere schreeuw. Sidderend en bevend staat Hij voor Zijn discipelen. Jezus begon verbaasd en zeer beangst te worden. Zijn discipelen zien met eigen ogen hoezeer Jezus wordt aangegrepen door emoties. Een hevige ontzetting komt over Hem. Hij is diep geschokt, raakt in verwarring en wordt onrustig. Hij voelt Zich opgejaagd. Markus schrijft dat Hij zegt: Mijn ziel is geheel bedroefd, tot de dood toe.

Het gaat hier echter niet om doodsangst zonder meer. Hier komt een nieuwe fase in het lijden van Christus. Jezus ziet het ontzettende van de schuld en de verlorenheid van de mens. Hij ziet het ontzaglijke van de toorn van God. De Vader werpt Hem in deze afgrond van verlatenheid en onthoudt Hem de troost van Zijn nabijheid. Het wordt een stikdonkere nacht in de ziel van de Zaligmaker. Hij

kijkt in een bodemloze afgrond en huivert ervoor terug dat de toorn van God zich zal ontladen op Hem als het Lam van God. Hij krijgt hier voor het eerst de lijdensbeker in handen.

En in Getsémané betekent dat allereerst zielenlijden. Hij moet hier de helse godverlatenheid doorleven in zijn reine en teer besnaarde ziel. Meer dan ooit heeft Hij nu Gods nabijheid nodig, maar Hij wordt geconfronteerd met een totale verwijdering. Waar is God? Jezus leed wat wij nooit hadden kunnen lijden.

Nu Gods heilige toorn tegen onze zonde begint te ontbranden, heeft Hij meer dan ooit de liefdevolle genegenheid van zijn vrienden nodig.

De discipelen hebben Hem nog wel kunnen horen in zijn onrust en diepe angsten, want in Hebreeën 5 staat dat Christus met sterke roeping en tranen Zichzelf heeft opgeofferd. De apostelen hebben dus de doordringende klachten, die de nachtelijke stilte verscheurden, gehoord. Christus lijdt niet achter een gordijn van geheimzinnigheid.

Hij schaamt Zich niet voor deze zwakke ogenblikken. Zijn ziel schreeuwt om de gemeenschap van Zijn discipelen: één uur met Hem waken. Hij kan ook niet zonder liefde. En als Hij dan in zijn grote zielennood totaal verbrijzeld als een worm in het stof kruipt, dan mogen Zijn discipelen Hem zien en horen. Dan doet Hij geen moeite om Zijn snikken te smoren.

Wel blijven ze op een steenworp afstand van Christus verwijderd. Hij scheidde Zich immers van hen af. Hij was in zo’n diepe afgrond dat Zijn discipelen het toch niet konden begrijpen. Er blijft altijd een steenworp afstand tussen Christus en Zijn Kerk: de steenworp afstand van Zijn plaatsbekleding.

Dat geldt trouwens ook de beleving, de ervaring van Gods toorn over de zonde. Hebt u al gezien hoe zwaar de zonde voor God telt? En de vreselijke gevolgen: Gods toorn, de verdiende straf. Dat brengt ons ook op de knieën voor God in hartelijke schuldbelijdenis: ‘Ik wist niet dat ik door mijn schuld Uw kroon had gevlochten en Uw beker gevuld.’ Christus is tot zonde gemaakt. Hij droeg de zonde der wereld alsof Hij het had gedaan. En daarom kunnen u en ik behouden worden. Jezus is zo’n bereidwillige Zaligmaker.

Ds. C.G. Vreugdenhil