Een opdracht van de Koning

“Gaat dan henen, onderwijst al de volken.”
(Mattheüs 28:19ª)

 

“Ziet, Hij gaat u voor naar Galiléa, daar zult gij Hem zien.” Dat was de boodschap die door de engel gesproken werd bij de opstanding van de Heere Jezus en dit woord gaat nu in vervulling.
De elf discipelen zijn heengegaan naar de berg, waar Jezus hen bescheiden had. In Galiléa had de Heere bijna de gehele tijd van Zijn Leven op aarde gewoond en daar kwamen ook de meeste discipelen vandaan.
Het behoeft ons dan ook niet te verwonderen dat het hart van de discipelen naar dat land trok, wellicht het meest omdat de Heere beloofd had daar aan hen te zullen verschijnen. Toen de Herder geslagen werd, zijn de schapen verstrooid geworden. Maar omdat de Herder hen zoekt, zoeken zij ook de Herder om blijvend met Hem verenigd te worden. Hier in het Galilese land, heeft de Heere voor de discipelen Zijn testament geopend. Een testament met rijke beloften, maar ook met een belangrijke opdracht: “Gaat dan henen, onderwijst al de volken.”

De Heere Jezus heeft Zijn discipelen naar het vlees niet gespaard. Want als Hij hen de wereld in zendt, houdt dat tevens in dat zij deze vertrouwde omgeving, waar zij zulke goede jaren hebben doorgebracht, moeten verlaten. Drie jaar waren zij met de Heere in- en uitgegaan, nu moeten zij het zonder Zijn persoonlijke tegenwoordigheid doen, alleen met de beloften: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde” en “Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld”. Zij moeten nu de dagelijkse omgang met hun volk missen en worden geworpen in de zee der volken, die vervreemd van God en Zijn dienst leven. God zet Zijn kinderen en knechten vaak in de branding van het leven en hun weg voert nogal eens door de woestijn.
“Gaat dan henen, onderwijst al de volken.” Is dat nu een taak waarvoor zij berekend zijn? Wat moeten zulke ongeleerde Galilese mannen uitrichten in die vrome Jodenwereld en Griekse wijsheid wereld? Zij zijn voor het merendeel maar eenvoudige vissers die nauwelijks wat van de wereld gezien hebben. En wat moeten zij onderwijzen? Zelf zijn zij nog maar drie jaar onderwezen en wat zijn zij hardleers geweest. En toch, zij waren op de beste hogeschool geweest die er denkbaar is, want de HEERE Zelf had hen geleerd en het onderwijs dat Hij gaf, was door hun ziel heengegaan.

“Gaat dan henen, onderwijst al de volken.” Met deze opdracht, het Evangelie van vrije genade verkondigen, worden de discipelen nu door de Levende Koning uitgezonden.

En Hij zal mét hen gaan. Hij zal door de wederbarende kracht van de Heilige Geest zielen vatbaar maken voor het Woord dat zij zullen spreken en voor het onderwijs dat zij zullen geven. Alle aardse machten bij elkaar zijn niet in staat één zondaar te bekeren tot God. Maar de macht, de Goddelijke macht van de Middelaar is wél toereikend om het onderwijs uit het Woord in te dragen in het hart, zodat we God op Zijn Woord gaan geloven. Gaan geloven dat we zondaren zijn, verdoemelijke zondaren. Gaan geloven dat we tijdelijke en eeuwige straffen verdiend hebben. En dan doet de levende Koning nooit half werk. Want waar Hij door Zijn Geest doet buigen onder het veroordelend vonnis van het Woord, daar maakt Hij ook begerig naar het vrijsprekend onderwijs, naar het heil in Hem, Die kwam om te zoeken en zalig te maken dat verloren is.

“Gaat dan henen, onderwijst al de volken.” Dat is de opdracht van de levende Koning aan Zijn discipelen en die opdracht geldt nóg. Ook al is het dat wij zelf niet uit hoeven te gaan als zendeling(e), zo is het toch voor ons allen nodig om persoonlijk door de Heilige Geest te worden aangegord om te dienen tot Zijn eer, tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.
Nee, de Heere heeft ons niet nodig. Maar wat is het juist daarom een eer, dat Hij ons gebruiken wil op de plaats waar Hij ons gesteld heeft: als vader en moeder in het gezin, onder de collega’s op ons werk, misschien wel op ons ziekbed als een worstelaar aan Zijn genadetroon. En als wij werkelijk als onwaardigen in onszelf mogen dienen, getuige mogen zijn van Zijn opstanding, zal ons gezin, zal de wereld waarin wij leven dat gewaar worden. Dan zullen er door Gods genade vruchten gezien worden van geloof en bekering. Want als Gods Kerk op haar plaats is en werkelijk dienen mag, valt aan Koning Jezus de buit toe.

 

Ds. J. Driessen