Geloofshonger en geloofsijver

Ruth 2:2-3: “Laat mij toch in het veld gaan, en van de aren oplezen … Zo ging zij heen, en kwam en las op in het veld, achter de maaiers …”

De twee weduwen komen in Bethlehem aan. Die oudere en door het leven getekende en die jongere: Naomi en haar schoondochter. Samen gaan ze de kruisweg. En de HEERE maakt alles goed. Samen vertrouwen ze zich toe aan de zorgen van de HEERE. Dat betekent echter niet dat ze met de armen over elkaar gaan zitten. Ruth heeft geweten van het ‘recht der armen’ om aren op te rapen achter de maaiers tijdens de oogst (een stukje sociale wetgeving van God).

Ze is gewillig en ijverig om dat zware nederige werk te doen. Ziet u het voor u? De hele dag met je blote handen tussen die harde stoppels bezig zijn. Dat bukkende werk. En dan die hete zon. Toch is dat eigenlijk nog niet het ergste. Hoe moeilijk is het om met je armoede voor de dag te komen en van de ‘bedeling’ te leven. Hoe vernederend is het om bedelaar te zijn. Als de nood je echter drijft, kun je niet anders meer.

Herkent u het, geestelijk gezien? Zalig zijn ze die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden (Matth. 5:6). Als God in ons leven komt, worden we bedelaars, die iedere dag met lege handen van het ‘gekregene’ moeten leven. Dan ben je helemaal aangewezen op Zijn barmhartigheid. Dan hoef je je stand niet meer op te houden voor God en voor elkaar. Je gaat leven van de ‘bedeling’, van de diaconie, ja, van die grote Diaken Jezus Christus. Hij alleen kan in ons levensonderhoud voorzien. Wie zelf nog genoeg heeft, kan God nog wel missen. Wie echter alleen nog maar schuld heeft, leert het: ‘Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf’. Wie verlangt en hongert naar de Heere Jezus, diens honger zal door het Woord gestild worden.

Wat hebt u er voor over om verzadigd te worden met de rijkdom, die Christus verdiend heeft voor arme zondaren? Ruth heeft zichzelf er voor over. Zij veracht het nederige werk van aren lezen niet. Ze vindt het niet beneden haar stand om zo aan de kost te komen. Haar gang naar de akker is een godvrezende gang: geloven metterdaad. Ze gaat blijmoedig achter de maaiers aan in de weg van het Woord. Op die eenvoudige gehoorzaamheid mag ze

Gods zegen verwachten. Ze aanvaardt het leven zoals de hand van de HEERE het haar toebedeelt.

Ruth is nederig. Ze zegt immers tegen Naomi: ik zal gaan “achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden.” Geen brutaal gezicht of ‘ik heb er toch zeker recht op’. Ze beseft dat het hier gaat over een ‘genaderecht’.

Genade maakt bescheiden. Genade leert dat we nergens recht op hebben. Voor wie zijn onwaardigheid beseft, voor die valt het iedere dag mee. Genade maakt ook gehoorzaam en ijverig. Ruth gaat heen en leest aren achter de maaiers. In vers zeven prijst de voorman de ijver van Ruth. Hij zegt: “haar tehuis blijven is weinig”. Ruth hield slechts korte rustpauzes. Zelden was ze te vinden in de hut, die tijdens de oogst op het veld stond voor het personeel om in de schaduw even uit te rusten.

Wat een heerlijk getuigenis geeft die man over Ruth. Wat vervult zij haar taak ijverig en nauwgezet. Luiheid is erg. Het is niet best als er van ons gezegd wordt dat we de kantjes eraf lopen. Dat maakt ons ongeloofwaardig voor de wereld. Laten we toch ook met ons doen en nalaten iets uitstralen van ons christen-zijn.

De Heere beloont ook onze trouw en ijver in Zijn dienst. Wie trouw de gemeentelijke samenkomsten bezoekt waar de verkondiging van het Woord plaatsvindt en wie ijverig in de door-de-weekse bijeenkomsten bezig is met het onderzoek van Gods Woord zal ook veel mogen ontvangen van het ware Brood des levens. Aan Christus heeft een hongerige ziel genoeg.

 

Ds. C. G. Vreugdenhil