Immanuël

“En gij zult Zijn Naam heten Immanuël.”

(Mattheüs 1:23)

 

Immanuël betekent in onze taal: God met ons. lmmanuël zegt ons dus dat wij op de Middelaar zien mogen. Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon heeft Hem ons geopenbaard.

Wat zien wij daar? God met ons! Het geloof durft het nauwelijks te geloven, nochtans is het waar. De heilige en rechtvaardige God is met de zondaar één geworden. Hij is met Zijn volk, hoe goddeloos, hoe zondig, hoe onrein ook in Zichzelf, tevreden. Hijzelf is de eerste geweest. Dat was Zijn geweldige liefde. Hij heeft het middel gevonden, om de ganse vijandschap weg te nemen. Er is geen kloof meer tussen God en de uitverkoren zondaar. Het is alles van Gods zijde gekomen. Hij heeft Zichzelf verheerlijkt. Hij heeft hierin al Zijn deugden tentoongespreid. Dat was Zijn welbehagen.

Immanuël, wat zegt ons dus die Naam? Dit: Wat ons van God gescheiden hield, dat heeft God Zelf uit het midden weggedaan; wat ons uit de hemel hield, dat heeft Hij weggenomen; wat ons in de dood hield, dat heeft Hij vernietigd; wat ons in de hel hield, heeft Hij verhouwen; wat ons aan de zonde ketende, heeft Hij verbroken; het handschrift, dat tegen ons was, heeft Hij in het vuur geworpen; de prikkel des doods zal ons niet meer verwonden, de overwinning der hel zal niets meer tegen ons vermogen. Met het oog op Immanuël zingt Gods volk van de overwinning. In de tent van de rechtvaardigen is een stem van gejuich en van heil. Immanuël: God met ons!

Is er nog nood, hebt u nog te vrezen bij deze Naam, o, al gij treurigen te Sion, gij volk, in wiens hart de gebaande wegen zijn? U die klaagt, dat daarbinnen in het hart alles overhoop ligt, dat in het hart alles verstoord, woest en ledig is, dat niets dan zonde en dood in het hart zitten, niets dan duisternis op de afgrond ligt. U, die in duisternis en schaduw des doods gezeten bent, zie omhoog. Hij is het Licht des levens. Al zegt uw hart enkel ‘neen’, laat u Zijn Woord gewisser zijn, dan alle twijfel die u kwelt, omdat u zo zondig bent.

Immanuël, wat zegt het? Van eeuwigheid heb Ik u liefgehad. Hier is oorzaak u te verblijden. Is Hij u niet genoeg? Waar Hij met u tevreden is, wilt u het niet zijn met Hem? Op Hem gezien! Immanuël! Hoe kan Hij dat zijn? O, Hij heeft onze ziekten op Zich genomen, Hij heeft onze smarten gedragen. Hij neemt onze zonden weg. Hij neemt de last van ons af en legt die op Zich, op Zich neemt Hij onze gehele schuld.

Waarom bent u zo mager, gij kinderen van Immanuël? Moedig de sprong gewaagd in de zee van vrije genade. Er is geen gevaar, men valt, men zinkt in de armen van eeuwige ontferming en grote barmhartigheid. Hij is met u! Immanuël. God met ons, welk een Leidsman op onze pelgrimstocht! Immanuël van de jeugd aan, Immanuël in de ouderdom. Immanuël bij Zijn grijze dienaren, Immanuël bij de zuigelingen, Immanuël in het leven, Immanuël in de dood. Eeuwig, eeuwig zullen wij in Zijn zalig licht die Naam noemen: IMMANUËL.

O, gij kinderen der wereld, wat hebt u er dan aan dat u de vader der leugen tot uw leidsman hebt verkozen. O, mocht u toch, terwijl het nog tijd is, aan de duivel de dienst opzeggen en u aan de voeten van Immanuël neerwerpen. Bij Hem is de eeuwige vreugde. Wie Immanuël versmaadt, zal vallen en verbroken worden.

 

Dr. H.F. Kohlbrugge