Jezus’ opgaan naar Jeruzalem

“Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal de overpriesters en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen.

En zij zullen Hem de heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derde dage zal Hij weder opstaan.”

(Mattheüs 20:18,19)

Opgaan naar Jeruzalem heeft voor de Jood een bijzondere betekenis. Het betekent niet zomaar “naar de stad gaan”. Nee, er ligt een diepe geestelijke betekenis in. De uitdrukking “opgaan naar Jeruzalem” moet geplaatst worden in het licht van het gaan naar het huis des Heeren om daar voor Gods aangezicht te verschijnen. Juist rond de grote feesten als Pasen en Pinksteren had het gaan naar Jeruzalem een bijzondere betekenis. Het bezoeken van de oude koningsstad stond dan geheel in het licht van het bevel om de Naam van de Heere te gedenken en voor Zijn aangezicht zich te verootmoedigen en de offers te brengen.
Het gaan naar Jeruzalem was opgaan omdat Jeruzalem hoog was gelegen op de heuvels. In het bijzonder denken we daarbij aan de berg Sion waarop de tempel was gebouwd.

Voor de Heere Jezus was het een bijzonder opgaan. Hij gaat al de schaduwen vervullen. Het ene offer waar heel de oudtestamentische eredienst heen wees, gaat Hij brengen.

Ook valt ons hier op dat Hij Zichzelf de Zoon des mensen noemt. Het is de oudtestamentische titel voor de Messias (Daniël 7:13). Gods enig geboren Zoon gaat de weg van het offer. De Koning wordt knecht. De gang welke Hij hier maakt zal Hem het leven kosten. Hoor hoe nauwkeurig de trappen van Zijn lijden worden voorzegd. Ga het maar na in de tekst: “overgeleverd, ter dood veroordelen, bespotten, geselen, kruisigen, ten derde dage weder opstaan”.

Leerden wij Hem volgen in Zijn vernedering? Wat denken wij van Zijn opgaan naar Jeruzalem? Christus Zelf sprak van het geven van Zijn leven als een “rantsoen voor velen”. Daarom wordt Hij overgeleverd en gedood. Achter de overpriesters en de Schriftgeleerden die hier hun hand in hebben, zien wij de hand van de Vader. God Zelf geeft Zijn Zoon over in de dood des kruises. Zo is God de wereld met Zichzelf verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende.

Niet alleen de Joden zullen hun aandeel hebben in de dood van Christus. Ook de heidenen zullen betrokken zijn bij Zijn ondergang en dood. We zullen moeten denken aan de Romeinen. In dat verband spreekt Christus ook van de kruisiging.
Wat zullen de discipelen geschokt geweest zijn bij het horen van deze dingen. Hun geliefde Meester zal in Jeruzalem door de geestelijke leiders van het volk overgeleverd en ter dood veroordeeld worden. De gehate Romeinen zullen Hem doden aan het kruis. Het kan niet anders of deze boodschap moet uiterst confronterend voor de discipelen geweest zijn.
De vraag is of ook wij door deze woorden geschokt worden. Of zijn we al zo gewend aan de boodschap van het lijdensevangelie dat het ons onberoerd laat?

Niet alleen spreekt Christus hier voor het eerst over Zijn dood als de kruisdood. Hij spreekt hier ook over Zijn opstanding: “En ten derden dage zal Hij weder opstaan”. De dood zal het laatste niet zijn! Op overlevering en dood zal opstanding volgen.
Laten we ons ook eens afvragen wat deze woorden voor Jezus Zelf geweest zijn. Het moet niet alleen voor de discipelen schokkend zijn geweest maar dat was het ook voor Jezus Zelf.

Hij wist wat er in Jeruzalem zou gaan gebeuren. Heel precies kende Hij de weg die Hij moest gaan. Deze voorkennis bracht al diep lijden met zich mee. En hoewel Hij het kruis al ziet staan, toch gaat Hij op naar Jeruzalem. Wat een overgave! Dat dodelijke uur wat Hem in Jeruzalem wacht, is Hem volmaakt bekend en toch wil Hij gaan. Wat een gewilligheid in het hart van de Borg. Hierbij moeten we denken aan de woorden van de profeet Jesaja: “Ik ben niet wederspanning, Ik wijk niet achterwaarts. Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen degenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel”.

Wat wordt deze Borg en Middelaar dierbaar als wij gaan verstaan dat wij de toegang tot God niet kunnen maken. Dat wij vanwege onze zonden voor Zijn aangezicht niet verschijnen kunnen. Welke offers wij ook meebrengen, zelfs het beste offer van een gebroken hart en verslagen geest, niets kan voldoening geven aan Gods eisend recht.
Hoe rijk is voor dezulken het geloofsgezicht op Christus, Hem de lijdensweg in gewilligheid te zien maken. Zijn plaatsbekleding predikt verzoening van de zonde.

Uit de reactie van de discipelen blijkt wel dat ze deze dingen niet verstonden. Om het lijden van Christus recht te verstaan is het nodig te leren dat er vanwege de waarheid en rechtvaardigheid van God op geen andere manier voor de zonde kan worden betaald dan door de dood van de Zoon van God.
Voor zondaren die zijn vastgelopen voor het aangezicht van een heilig en rechtvaardig God klinkt hier het vertroostend Evangelie van de Zoon des Mensen Die overgeleverd wordt om onze zonden en opgewekt wordt tot onze rechtvaardigmaking.

Ds. W. Harinck