Saulus bidt

‘Want zie, hij bidt’ (Hand. 9:11 slot)

Saulus van Tarsen is door de Heere gearresteerd op weg naar Damascus. ‘Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?’ zo sprak Jezus vanuit de hemel. Als een gebroken man heeft Saulus gevraagd: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Hij beeft voor Gods hoge majesteit en de Heere moet nu maar voortaan de dienst uitmaken in zijn leven. Hij dacht dat hij de Heere behaagde met het vervolgen van de christenen. Maar Jezus vereenzelvigt Zich met Zijn gemeente. En Jezus leeft!

Saulus levert zichzelf uit aan de Heere. Hier ben ik Heere, ik geef mijn wil gevangen in Uw wil: heilige overgave en gehoorzaamheid. De strijd is beslist. Jezus heeft het gewonnen. Saulus is de grootste van de zondaren geworden en levert de wapens van verzet en vijandschap in. Zijn hart is verbrijzeld. Alles is goed wat de Heere doet.

Zo’n grote ommekeer is nog steeds de kern van de bekering. Dat je van je hoogte wordt afgehaald en klein wordt voor de Heere. Van nature draait het allemaal om onszelf, maar door het arrestatiebevel van Gods liefde raak je zo uit het lood geslagen, dat de gesloten cirkel om jezelf heen wordt open gebroken. Dan leer je je eigen wil voegen in de wil van de Heere. Hij krijgt de beschikking over je leven. En dat is een geweldige bevrijding, om verlost te worden van je eigen opstandige en onwillige dwaasheid en echt te gaan willen wat God wil.

Saulus moet naar Damascus, maar hij zal niet als de leider van de bende met opgeheven hoofd de poort van de stad binnen gaan. Hij zal als een hulpbehoevende blinde worden geleid. Een moeilijke weg. Van pure ellende en droefheid heeft hij drie dagen niet gegeten en gedronken. Het bittere gevoel doorsnijdt zijn hart dat hij de volgelingen van Jezus heeft gemarteld en gedood. Hij ziet de gezichten weer voor zich van al die onschuldige mannen en vrouwen. Saulus moet naar Damascus, naar de gemeente van Christus om daar onderwezen te worden in wat er verder allemaal gebeuren moet. God leert hem niet alles op één keer, het wordt een heel leerproces, eigenlijk levenslang.

In Damascus leert Saulus voor het eerst van zijn leven echt bidden in onvoorwaardelijke overgave, vol ootmoed en bereidheid om te gehoorzamen

(vers 11). Daar ligt hij op z’n knieën te bidden om genade en vergeving.

‘Want zie, hij bidt’. Lezer(es), kent u de kracht van het gebedsleven? Luther heeft eens gezegd dat het gebed het zwaarste geschut van een christen is. En Mary Stuart moet ooit gezegd hebben dat ze banger was voor het gebed van John Knox dan voor een leger van tienduizend man.

Zou hier misschien de zwakte liggen van veel persoonlijk en gemeentelijk leven dat onder de maat is? Ligt hier misschien de oorzaak van veel onzekerheid, lauwheid en dorheid, die het geestelijk leven van zoveel mensen kenmerkt? Nemen we dagelijks voldoende tijd voor gebed? Onze ‘stille tijd’ is de beste manier voor de verborgen omgang met God. Zonder gebed verstikt het geestelijk leven. En waar het gebedsleven wel wordt beoefend, wordt het geloof van Gods kinderen rijker en rijper. Daar zegt de dichter als hij opstaat van zijn gebed: ik ben met verse olie overgoten. Het gebed is de ademtocht van de ziel.

Als Saulus in Damascus op z’n knieën ligt, zegt de Heere over hem tegen Ananias: want zie hij bidt. Voor een biddend mens hoef je niet bang te zijn. Het gebed van de rechtvaardige vermag veel. De beslissing in de strijd van Israël tegen Amelek viel niet in het dal van de strijd, maar boven op de berg, waar Mozes zijn handen biddend ten hemel hief. Het gebed verbindt zwakke hulpeloze mensen met de almachtige God in de hemel. En de Heere hoort zelfs het geroep van de jonge raven. Zou Hij niet horen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen?

Saulus bidt om vergeving en buigt voor God. Hij zocht vrede met God. Zijn enige pleitgrond was het woord van Jezus dat hem gezegd zou worden wat hij doen moest. Ananias mag hem de handen opleggen en vertellen dat God hem aangenomen heeft. Hij mag Saulus in liefde zegenen en verzekeren van de vergeving van zonden, de aanneming tot kinderen en het deelgenootschap in de broederschap van de gemeente. Saulus wordt vervuld met de Heilige Geest en door de Heilige Doop in de gemeente ingelijfd (vers 17-18). Hij geneest van zijn blindheid en blijft bij de discipelen in Damascus. Ja, er staat zelfs dat hij ’terstond Christus predikt dat Hij de Zoon van God is’ (vers 20). Wat is er veel gebeurd in drie dagen. Wat een verandering! Dat was wel heel bijzonder. Zo gaat het niet bij iedereen, die tot het geloof komt. Maar de wezenlijke zaken komen wel overeen.

Onze vijandschap wordt gebroken en ons hart wordt verbrijzeld. Je gaat je zonden zien en belijden, maar ook bidden om vergeving. Je wordt gebracht tot de Heere Jezus en je wil dienstbaar zijn in de gemeente. Herkent u dat ook in uw eigen leven, lezer(es)? Wat is de Heere Jezus toch een gewillige en liefdevolle Zaligmaker. Zonde om aan Hem voorbij te leven.

Ds. C.G. Vreugdenhil