Vol verwondering over Gods trouw en goedheid

Gezegend zij, die u gekend heeft!” “Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: Gezegend zij hij den HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de levenden en aan de doden!” (Ruth 2:19m en 20a)

 

Wat kan het voor een weduwe of weduwnaar vertroostend zijn als mensen laten merken dat zij begrip hebben voor haar of zijn nood. Zeker als er in die hulp een verbinding is aan te wijzen naar de geliefde over­ledene, die nog zo vaak in de herinnering tegenwoor­dig is. Dat mag Naomi hier ontdekken voor haarzelf en voor Ruth.

Daar staan ze, de twee weduwen, samen gebogen over een efa gerst. Naomi en Ruth, een schoonmoeder met haar schoondochter. Soms kunnen schoondochters en schoonmoeders niet zo goed met elkaar opschieten. Dat hoor je als ze met elkaar in gesprek zijn. Over en weer klinken verwijten. Of er wordt alleen maar gezwegen. Ze ontlopen elkaar. Dan ontbreekt de gestalte van de liefde.

Naomi en Ruth zijn met hartelijke liefde aan elkaar verbonden. Dat kwam ook omdat ze dezelfde God hadden lief gekregen. Dan ligt het zwaartepunt van de gespreksstof niet in jezelf en je eigen belangen en jaloezie, maar in God.

Zeker, die twee vrouwen spreken wel over gewone dagelijkse dingen, maar ze zien dat alles tegen de achtergrond van de zorg en de leiding van de HEERE. Dat geeft een diepere dimen­sie aan hun blijdschap: die milde handen van de hemelse Vader.

Wat een meeleven is er met elkaar. Wat een gesprekspunten als je vers 19 helemaal leest. Wat een dankbaarheid. Daar staat die zak met 36 liter gerst. En dat op de avond van de eerste dag dat Ruth er opuit was gegaan om aren te lezen. Dit is heel bijzon­der. Naomi is klein van verwondering. Ze stelt de ene vraag na de andere. Waar ben je geweest? Bij wie heb je aren opgelezen? Ze is zo onder de indruk van Gods goedheid dat ze zelfs, voordat Ruth haar vragen kan beantwoorden, de weldoener bij de HEERE aanbeveelt: “Gezegend zij, die u gekend heeft.”

Dat woordje ‘kennen’ wijst hier op een goede aandacht geven aan, een liefdevol omgaan met. Naomi beseft dat het hier niet alleen maar een kwestie is van toestemming geven. Ze ziet hier de goedheid van de HEERE achter. Die heeft in dit alles laten zien dat Hij van hen afweet. Wat is de HEERE goed. In de reactie van Naomi klinkt dezelfde verwondering door als bij Ruth, toen ze zich voor Boaz ter aarde boog en zei: “Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent” (vers 10)?

Spreken over Gods goedheid! Ja, mooi is dat als twee godvrezende mensen belangstellend met elkaar spreken over de dingen van het dage­lijks leven, terwijl je in alles merkt dat God voor hen het belangrijkste is.

Dan is de diepste grond van je gesprek met elkaar uiteindelijk toch het Woord van God. Daar is de akker van Boaz een beeld van. En het aren rapen van Ruth is een heenwijzing naar het bezig zijn met Gods Woord. Wie daar niet mee bezig is, verachtert in de genade. En wie er wel zijn tijd aan besteedt, mag groeien in de genade en de kennis van de Heere Jezus.

Spurgeon geeft ons, als het hierover gaat, de volgende waarschu­wing: “Veronachtzaam nooit het Woord van God. Dat zal uw hart verrijken met onderwijzing, verrijken met verstand en dan zullen uw woorden, wanneer zij uit uw mond vloeien, zijn als uw hart: rijk, gezalfd en aangenaam. Vul uw hart met rijke, edelmoedige liefde en dan zal ook de stroom, die uit uw hand vloeit, net zo rijk en edelmoedig zijn als uw hart. Ga, o christen, naar de grote mijn van de rijkdom, namelijk Gods Woord, en roep de Heilige Geest aan, opdat Hij uw hart rijk moge maken tot zaligheid. Dan zal uw leven en uw omgang met uw naaste voor hem tot zegen zijn. Dan zal uw gelaat zijn als dat van een engel van God.”

Spreken over Gods goedheid en Gods liefde loopt uit op de lofprijzing van Zijn grote Naam: “Gezegend zij, Die u gekend heeft.”

Door de intense belangstelling van Naomi aangespoord, vertelt Ruth aan haar schoonmoeder bij wie ze heeft gewerkt. Ze is op het land geweest van Boaz. Ze praat niet over de maaiers en de andere raapsters. Ze is helemaal vol van Boaz, onder wiens vleugels zij als een rechteloze de toevlucht genomen had (vers 10). Met verwondering heeft Ruth mogen zien hoe het hart van die man was aangeraakt door de liefde en de barmhartigheid van de God van Israël. En dat heeft op zijn beurt weer haar hart ge­raakt.

Kunt u daar inkomen? Mocht u zo wel eens worden aangeraakt door de ‘meerdere Boaz’, Die ons ook de liefde van God open­baart? Wie echte liefde mag opvatten voor de Heere Jezus zal ook graag over Hem spreken. Dan gaat er een wereld voor je open. In Hem is de liefde van God geopenbaard. En als je iets van Zijn gewilligheid en zondaarsliefde mag zien, komt er blijdschap in je hart. Wat krijg je Hem nodig om met God verzoend te worden. Zo groot kan uw schuld en zonde niet zijn, of Hij kan en wil u eruit verlos­sen. Bij Hem bent u in goede handen.

Ruth begint dat inmiddels te beseffen. In Boaz komt de God van Israël op haar toe. Vol verwondering zitten moeder en schoon­dochter bij elkaar. En als dan in het uitvoerige verslag van Ruth de naam van Boaz valt, ziet Naomi een diep geheim oplich­ten. Opnieuw barst ze in een loflied uit: “Gezegend zij hij de HEERE, Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten aan de leven­den en de doden.” O Ruth, dat je toch bij Boaz terecht gekomen bent.

Naomi ontdekt Gods vinger in heel dit gebeuren. Ruth kwam wel ‘bij geval’ op de akker van Boaz, maar dat is echt geen toeval geweest. Ze is helemaal onder de indruk van Gods wonderlijke leiding. De HEERE heeft Ruth bij één van de lossers gebracht. Daar zit meer achter. Die zak met gerst krijgt nu voor haar een nog rijkere betekenis. Hoe ver dit geheim echter nog zal strekken in de heilsgeschiedenis, daar heeft zelfs Naomi geen flauw vermoeden van. Ja, onze God is machtig om meer dan overvloedig te doen, boven al wat wij bidden of denken (Efeze 3:19).

Naomi roemt in Gods ‘weldadigheid’. Dat is Zijn verbondstrouw. Haar ogen glinsteren en ongekende perspectieven gaan open voor haar. Ze ziet af van de mensen en ze ziet op tot God. God krijgt de eer. Als ‘losser’ kan Boaz hen uit de armoede helpen. En als ‘familie­lid’ kan hij er door het ‘zwagerhuwe­lijk’ voor zorgen dat de naam van de overledenen op aarde zal voortleven. De Heere is de doden niet vergeten: Elimelech, Machlon en Chiljon. Gods trouw is wonderbaar.

Mag u ook zeggen dat de Heere Jezus dierbaar voor u gewor­den is? Let er ook op hoe belangrijk wezenlijke belangstel­ling voor elkaar is en hoe je daardoor geestelijk verder geleid kunt worden.

Wij hebben heb alle goeds verzondigd. Maar Jezus heeft al die genade voor ons verdiend. Geprezen zij deze Boaz, Die mij kende en mij droeg in Zijn hart aan het kruis. Geprezen zij God, Die mij heeft liefgehad met een eeuwige liefde. Geprezen zij de Heilige Geest, Die dat allemaal schonk in mijn hart, toen mijn armen tekort bleken te zijn om het te grijpen. Ere wie ere toekomt. Gode alleen de eer.

 

Ds. C. G. Vreugdenhil