Het zicht op de Losser

“Voorts zeide Naomi tot haar: Die man is ons nabestaande; hij is één van onze lossers. En Ruth de Moabietische zeide: Ook, omdat hij tot mij gezegd heeft: Gij zult u houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij de ganse oogst, die ik heb, zullen hebben vol­eindigd.”   (Ruth 2:20b – Ruth 2:21)

 

‘Van je familie moet je het maar hebben’, zo hoor je wel eens mensen zeggen als ze door een van hun familieleden benadeeld zijn. God bedoelt het precies andersom. Hij wil dat we elkaar tot steun zijn. Naomi weet dat ook. Zij kent de wetten van Israël. Ze ziet er Gods ‘weldadigheid’, Zijn verbondstrouw in, dat Hij Ruth bij één van de lossers heeft gebracht. Haar ogen glinsteren. Ongekende perspectieven gaan voor haar open. ‘Luis­ter Ruth’, zegt ze, ‘Boaz is één van onze lossers.’ Ruth heeft niet direct begrepen wat dat betekent, maar dat zal Naomi zeker aan haar schoondochter uitgelegd hebben.

Het losserschap houdt in dat de leden van eenzelfde familie elkaar moesten helpen en beschermen. Het familielid op wie in het bijzonder deze taak rustte werd de ‘losser’ genoemd. Hij moest er volgens de wet van de HEERE voor zorgen dat de bezit­tingen van verarmde familieleden niet verloren gingen of dat deze terug gekocht konden worden. De HEERE wilde dat elke fami­lie zijn ‘voorvaderlijk erfdeel’ zou behouden in het beloofde land. Dat was een onderpand van het hemelse Kanaän. De losser kocht voor een verarmd gezin, dat zijn erfdeel had moeten verko­pen, dit alles weer terug. Zo zorgde God voor Zijn volk.

Met de taak van de losser kon het zwagerhuwelijk (leviraat) verbonden worden. Dat hield in dat een zwager of ander fami­lie­lid de kinderloze weduwe huwde. Als er dan uit die verbin­tenis een kind werd geboren, stond dat op naam van de overle­dene. In hem leefde de kinderloos gestorven man dan toch voort. En zo zou zijn nageslacht de toekomst van de Messias kunnen meebeleven. Ook op deze instelling van de HEERE vestigt zich de stille hoop van Naomi.

Al deze ‘schaduwen’ in Israël zijn vervuld in de Heere Jezus. Hij werd onze bloedverwant. Hij nam ons vlees en bloed aan uit de maagd Maria. Hij is de grote ‘Losser’, de Verlosser en Zalig­maker, Die Zijn leven gegeven heeft ’tot een losprijs voor velen’. Mocht u zo wel eens hoop krijgen door het zicht op de gewilligheid van deze Losser? Het is zo heerlijk om met blijd­schap ‘aren te mogen oplezen’ op de akker van de meerdere Boaz. Heerlijk is het om te mogen leven onder het vriendelijk oog van de Verlosser. Nog heerlijker is het om te mogen weten dat je het eigendom bent van Hem.

Naar die zekerheid moet je in het leven met de Heere toegroeien. Voor de discipelen was dat tijdens de omwandeling van Christus op aarde ook niet allemaal direct duidelijk. Maar toen veel van Zijn volgelingen Jezus verlieten en de Heere aan Zijn discipelen vroeg of ze ook niet wilden heengaan, kwam toch het hoge woord eruit. Uit aller naam antwoord Petrus: “Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God” (Joh. 6:68-69).

Naomi noemt Boaz één van de Lossers! Wij weten dat Christus de enige Losser is. Zoals Petrus het zegt: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Toets uw eigen persoonlijk geeste­lijk leven eens aan die belijdenis. Heere Jezus, U bent mijn Profeet. Ik zit zo graag aan Uw voeten. Ik snak altijd weer naar Uw onderwijs. En als ik in Uw ogen vol diepe liefde kijk, roept mijn hart uit: O, Liefste, mijn Liefste, mijn alles.

Maar ik neem ook mijn toevlucht tot u als mijn Priester, barmhartige Hogepriester. Van uw offer aan het kruis moet ik het hebben. Van Uw vergevende liefde moet ik leven, want ik heb zoveel zonden gedaan. ‘Voor U kniel ik neer, zondig en onrein; o Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn.’

Dan begeert u Hem echter ook tot Koning over uw leven. U wilt Hem dienen en voor Hem leven. Hij krijgt alles voor het zeggen in uw leven. En als u zo uw van liefdesmart over de zonde gebroken hart voor de Heere Jezus mag uitstorten, komt er ook iets van de ware aanbidding van deze Koning.

Daar ontvangt u het zicht op de Losser en daar worden uw ogen zalig van het zien.

Als Naomi spreekt over de Losser, komt er bij Ruth weer zoveel in haar gedachten: ‘O ja, hij heeft tot mij gezegd¼’ Nu gaat er bij haar een licht op over die onbegrijpelijk voorkomende houding van Boaz. Ruth bevestigt wat Naomi haar verteld heeft. Haar bevin­dingen op de akker van Boaz worden duidelijk door het onder­wijs van Naomi.

Vanuit het woord van Boaz ziet Ruth de weg, die de HEERE met haar ging. De HEERE heeft haar uit Moab geleid. Hij bracht haar op de akker van Boaz en zo in de tegenwoordigheid van hem, die naar de wet een van de lossers was. Heilige blijdschap en verwondering doorstroomt haar hart. De HEERE zal Zijn werk, dat Hij in haar leven begon, ook voltooien. Ja, er is toekomst in Israël, ook voor haar. Zij hoopt op zijn woord.

Ziet u de lijn naar uzelf? Misschien voelt u zich wel een klein beetje zoals Ruth. Wat is het rijk en heerlijk als u mag zien op de gewilligheid van de Heere Jezus om u voor Zijn rekening te nemen. Wat een diepe liefde en vaste hoop bloeit er op uit de bodem van Zijn belofte. Het woord van Boaz: “Hij heeft tot mij gezegd.”

Onze bevinding komt op vanuit het woord en rust op het woord. Hij heeft gezegd! Het onderwijs van anderen mag licht geven over onze weg, maar het woord van Gods belofte is de enige grond van onze hoop. De belofte van het Evangelie houdt in: wie in de gekruiste Christus gelooft, heeft het eeuwige leven (D.L.­II,5). Hij is gewillig. Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven en Ik zal u niet verlaten (Hebr. 13:5).

Ga maar gewoon door om dagelijks aren te rapen op de akker van Boaz, bukkend en bede­lend, maar met Zijn toestemming en onder Zijn belofte. “Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlos­sing mijns aangezichts, en mijn God” (Psalm 42:12).

 

Ds. C. G. Vreugdenhil