De Lofzang van Elisabeth

“En vanwaar komt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? … En zalig is zij, die geloofd heeft, want de dingen, die haar van de Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden. ” – Luk. 1:43 en 45

Daar staan ze tegenover elkaar, de twee aanstaande moeders. De ene heel jong en de andere op oudere leeftijd. De ene wordt de moeder van Christus en de andere de moeder van de heraut, die de komst van de Koning aankondigt. Daar staan ze, die twee aanstaande moeders, Maria en Elisabeth, vervuld met de Geest en met de lof van God. Elisabeth zingt haar lofzang. De kern van haar loflied lezen we in vers 43: “En vanwaar overkomt mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?”

Deze geschiedenis is een voorspel op het Kerstfeest. Elisabeth krijgt ten diepste de Zaligmaker Zelf op bezoek. Let eens op dat ‘mijn Heere’. Daar valt de nadruk op. Elisabeth belijdt het ongeboren leven in de schoot van Maria als haar Koning en Zaligmaker. Zoals later Thomas zal zeggen: Mijn Heere en mijn God. En zoals Simeon uitroept: Mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien. Elisabeth viert hier al het Christusfeest vóór de kerstnacht in Bethlehem. En het is vooral de verwondering, die haar vervult. Hoe kan het ook anders. Wie de Zaligmaker door het geloof mag ontmoeten, komt altijd bij de verwondering uit.

“Vanwaar komt mij dit?” Waar ligt de bron? Wie heeft deze Jezus tot mij gezonden? Elizabeth vraagt het. Haar man zal straks in zijn lofzang het antwoord geven: ‘door de innerlijke bewegingen van de barmhartigheid van onze God'(Luk. 1:78). De Zaligmaker is een geschenk van Gods welbehagen. Nooit te verklaren, alleen te aanbidden. Het gaat hier over de vrije gunst, die eeuwig God bewoog. Vanwaar? Hoort u de verwondering en de blijdschap? Hoe is het mogelijk, wil Elisabeth zeggen. Waar heb ik het aan verdiend? En dan tot mij! Tot mij – dat is de toepassing van het Evangelie in twee woorden! Niet: ik tot Hem. Maar: Hij tot mij.

Als je er zo bij ingesloten wordt, zal die verwondering ook je hart vervullen. Kerstfeest zonder verwondering is geen echt kerstfeest. Als de verwondering ontbreekt, hebben we de Zaligmaker niet echt ontmoet. En waar dat wel het geval is, zeggen we: Heere, ik heb om Uw bezoek niet gevraagd, en U bent toch gekomen. Tot mij, schuldige en verloren zondaar. Maar Hij kwam en wekte op uit de geestelijke dood. Dan raak je met Elisabeth onderste boven. Het levende geloof kan het niet op: Hij tot mij! Dat is bemoedigend voor u, die maar niet bij Hem kunt komen. U van wie de armen tekort zijn en de voeten krachteloos om tot Jezus te gaan. Hij wil komen tot ons. In de bediening van het Evangelie: u is heden geboren de Zaligmaker. En Hij wil door u beleden worden als ‘mijn Heere’.

In de laatste verzen van haar lofzang richt Elisabeth zich tot Maria. Ze is nog niet uitgezongen. Toen Maria haar groet liet horen, sprong het kindeke op in haar schoot. Blijkbaar zijn Johannes en Jezus voor hun geboorte al met elkaar verbonden. Johannes reageert hier op Christus, reeds voor ze geboren zijn. Wat is ook dat een bevestiging voor Maria. De Heere bevestigt Zijn Woord.

Tenslotte vloeit uit de mond van Elisabeth een zaligspreking. De eerste in het Evangelie. “Zalig is zij, die geloofd heeft.” Het kan zijn dat Elisabeth hier met schaamte en pijn aan haar man heeft gedacht. Hij geloofde de woorden van Gabriël immers niet. Dit jonge meisje maakt die oude ambtsdrager beschaamd. Soms gaan jonge mensen ouderen voor. Misschien ziet u het bij uw eigen kinderen of kleinkinderen. Hoe vrij en open ze spreken over de dingen van Gods Woord. Maak dat maar niet verdacht. Dank er de Heere voor en bidt of Hij het bevestigen en voleindigen wil.

“Zalig is zij, die geloofd heeft”. Maria heeft inderdaad geloofd. Ze werd gehoorzaam: “Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiedde naar uw woord” (Luk. 1:38). Dat is geloof. Niet al die ‘jamaars’ waar Zacharias mee kwam. Maar het zich gelovig toevertrouwen aan het Woord van God, en daarmee aan de God van het Woord. Dat is geen prestatie van Maria. Het is genade van God. Elisabeth prijst Gods werk in Maria. Inderdaad, geen ding is bij God onmogelijk (Luk. 1:37).

Van ons uit is het onmogelijk om zalig te worden. Onze onwil en onze onmacht vormen een ware slagboom op weg naar God. Er is niemand die van

nature God zoekt (Rom. 3:11). Onze schuld en verlorenheid maken ons het eeuwig oordeel waardig. Als je dat inleeft door het werk van Gods Geest breekt je hart. Dan wordt de droefheid naar God geboren in je hart. Als je zo tot Christus wordt uitgedreven, is er plaats gekomen voor het Kind van Bethlehem. Geen ding is onmogelijk bij God. Ik kan nog zalig worden in Hem, Wiens wieg een kribbe en Wiens troon een kruis was. Wie zo door de nood gedreven op Jezus mag zien, is al zalig in dat zien. Want het is een zien van het geloof. Zalig door het zien op de Zaligmaker. Kent u dat geloof? Mag u zich vastklemmen aan de beloften van God, die als reddende touwen vanuit de hemel zijn neergelaten? Dan bent u zalig in het zien op Jezus!

En zalig is zij, die geloofd heeft, want de dingen, die haar van de Heere gezegd zijn, zullen volbracht worden. Die zekerheid mag Elisabeth Maria toezingen. Wat hier begint, wordt straks aan het kruis volbracht. Zijn verlossingswerk komt klaar. Zalig wie dat gelooft. Tegen alles in en dwars door alles heen. Zalig ook wie zich als Elisabeth verwondert, en zo de komende kerstdagen tegemoet leeft. Hebt u er al iets van ontdekt hoe rijk deze lofzang van Elisabeth is? “Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt.”

Ds. C. G. Vreugdenhil