De nachtwacht

En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. (Lukas 2:8)

 

Er waren herders in diezelfde landstreek. Welke streek? Het veld van Efratha, de omgeving van Bethlehem. Daar raapte Ruth vroeger haar aren op. Daar speelde David op zijn harp. De herders houden de nachtwacht. Dat moest wel vanwege roofdieren en rovers. Terwijl iedereen slaapt, houden zij een waakzaam oog over de schapen, die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, bijeengedreven in een grote omheinde ruimte tussen de lage heuvels. Er stond nog voldoende voedsel op het veld, maar ’s nachts waren ze veiliger binnen. De ogen van de herders zijn open naar de duisternis. Herders in de velden van Efratha.

Zíj worden door God uitgekozen om als eersten de blijde boodschap van Kerst te horen. Herders, wat waren dat voor mensen? Sommigen zeggen: dat waren ruwe, onverschillige ongelovige kerels. De Bijbel zegt dat niet. Anderen denken aan eenvoudige gelovige mannen, die hoopten op de komst van Christus. Dat zegt de Bijbel ook niet. En toch… zou de boodschap van de engelen weerklank gevonden hebben, als ze ongelovig waren geweest? Zouden ze met haast naar Bethlehem zijn gegaan als het geboren Kind hen niets had kunnen schelen?

In ieder geval waren herders in die tijd wel eenvoudige en onaanzienlijke lieden. Ze werden in Israël beschouwd als behorend tot de onderste lagen van de maatschappij. Ze mochten niet eens een burgerlijke functie bekleden. Voor de rechtbank mochten ze niet getuigen. In godsdienstig opzicht telden ze ook niet mee. Dat is het portret van de herders in Bethlehem. Maar nu het wonder: God stuurt Zijn engel met de kerstboodschap het eerst naar die verschopte en verachte herders. Hij passeert hier de voorname schiftgeleerden, die zo hoog met zichzelf stonden. Het onedele en het verachte heeft God uitverkoren. Wat een heerlijke troost: voor dat Kind in de kribbe hoef je niet voornaam te zijn, ook niet in geestelijk opzicht. Jezus kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Bent u zo’n mens?

Arm en verloren in uzelf, u durft nauwelijks te zeggen dat u geloof hebt, misschien ook door anderen wel naar beneden geduwd. De duivel fluistert u in dat het toch niks met u is. Jij staat er buiten, zegt hij. Dat zeiden ze van die herders ook. En toch gaat uw hart uit naar Christus. Dan heeft God u in ieder geval nu op het oog in het lezen van deze meditatie: ‘U is heden geboren de Zaligmaker’. Er is redding! U bent dat niet waard, maar dat waren de herders ook niet.

Opeens gebeurt er iets. We lezen in vers 9: ‘En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze.’ De Heere zorgt er Zelf voor dat Zijn grote daden bekend worden. In de regel gebruikt Hij daar mensen voor. Die roept en bekwaamt Hij daartoe. In de Kerstnacht laat God Zijn engelen de boodschappers zijn. Dat was helemaal in overeenstemming met de grootte van Zijn daden. Hij zond Zijn Zoon naar de wereld als de Zaligmaker van zondaren. Zo’n Zaligmaker is er maar één. God is één keer mens geworden. De eerste Adam viel in de zonde en sleurde zijn nageslacht mee. Maar nu de tweede Adam! God kwam in Christus tot ons opdat wij zouden komen tot Hem.

De heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij vreesden. Die hemelbode, die voor de herders een zichtbare gestalte had aangenomen, schittert aan alle kanten van wege de hemelse heerlijkheid. De lichtglans van de heiligheid en heerlijkheid van God omgeeft de herders. Je ziet het gebeuren. Die eenvoudige herders zaten daar in die donkere nacht. En dan opeens die lichtglans als een teken van Gods majesteit. De herders vreesden met grote vrees! Net zoiets als Paulus op weg naar Damascus, net als bij Jesaja toen hij geroepen werd en bij Johannes op Patmos. Waarom vrezen ze? Adam kende geen vrees. Vrezen is een gevolg van de zondeval. Daardoor is er zoveel angst en vrees in de wereld. Daardoor begint telkens ons geweten te kloppen als we iets verkeerds doen. Of hebt u dat nooit? Volkomen begrijpelijk dat die herders schrokken bij al die hemelse heerlijkheid in die donkere nacht. Dat vrezen komt omdat we zondaren zijn.

Maar nadat op aarde alles één brok liefdeloosheid, haat en zelfzucht geworden is, is het eigenlijk een groot wonder, dat God niet in één keer die hele vuile wereld weg doet. Die herders zijn wellicht met het gezicht ter aarde gevallen: bevend voor Gods heiligheid. Als mensen, die beseffen dat ze voor deze God niet kunnen bestaan. Ze vreesden met grote vrees. Dat is nota bene het begin van het kerstfeest voor de herders. Herkent u er iets van?

Als God ons door de Heilige Geest leert hoe erg het met ons is, als de klare lichtval van Gods Woord over ons leven valt en ons veroordeelt voor God, gaan we beseffen, dat we met al onze godsdienst en goede werken toch een verloren mens zijn. En daar landt de machtige en bevrijdende boodschap van Gods genade in Christus precies aan op het juiste adres: een mens, die vreest voor Gods heiligheid en majesteit, vanwege zijn zonde en schuld.

Maar de engel zegt dat er geen reden meer is om te vrezen, want Christus is geboren. Met zo’n God hebben we nu te doen. God komt tot mensen, die niets anders hebben dan zonde en schuld… met Zijn genade. U, die zeggen moet: Heere, het zit op alle punten in mijn leven scheef. Ik kan zo voor u niet bestaan. U mag het ongelofelijke horen: ‘U is heden geboren de Zaligmaker’. Ongelofelijk, ja dat was het ook voor de herders. Al die hoge farizeeën gaat God voorbij en mensen, die diep voor Hem buigen worden het adres van de kerstboodschap. God bedoelt u. Zijn liefde schittert u tegemoet. God wil dat het ook voor u kerstfeest wordt en dat u Christus zult kennen als uw Zaligmaker. Staan we hier niet perplex over zoveel zondaarsliefde van God?

 

Ds. C. G. Vreugdenhil