De offerande der heidenen

“Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het evangelie van God bedienende, opdat de offerande der heidenen aangenaam worde, geheiligd door de Heilige Geest.” – Rom. 15:16

De apostel Paulus heeft zich altijd erg aangetrokken gevoeld om het evangelie te prediken op die plaatsen waar de naam van Christus nog nooit was genoemd. Daartoe had de Heere hem ook geroepen. Hij noemt in vers 15 zijn apostelschap een ‘genade’, die hem door God gegeven is. En zo kan hij een dienaar van Jezus Christus zijn onder de heidenen. In dat verband spreekt hij over de ‘offerande der heidenen’.

Het bijzondere daarvan is dat het hier niet gaat om een offer van of voor de heidenen, maar dat dit offer bestaat uit de heidenen zelf. In het Grieks staat hier een woordspeling. De woorden die Paulus hier voor ‘dienen’ en ‘dienst’ gebruikt, herinneren aan de dienst van een priester. Paulus is dan in dit geval de priester en de offergave, die hij aan God aanbiedt, wordt gevormd door de bekeerde heidenen. Tot God moet als een vrijwillig offer terugkeren wat Hem toebehoort. Zo worden door de priesterlijke dienst van de zending de heidenen tot God gebracht.

Daar wil Paulus echter de eer niet van opstrijken. Hij wil niet roemen in zichzelf maar in Christus Jezus (vers 17). Christus Zelf wekte door de prediking van Paulus mensen uit de dood tot het leven. Hij riep er velen uit de duisternis tot het licht. Hij verbrak de ketenen van de zonde en het heidense leven in afgoderij en bijgeloof. Hij vergaf de schuld. Hij nam goddelozen en vijanden aan tot Zijn geliefde kinderen en erfgenamen. Niet Paulus deed dat werk, maar Christus deed dat zaligmakende werk door Paulus heen. Paulus was alleen het middel, de dienaar.

Bij dat werk gebruikt Christus mensen. Duidelijk zegt Paulus hier dat de prediking van het evangelie geen nut zou doen, als de Heilige Geest dat Woord niet nam en toepaste in de harten van de hoorders. Dat bedoelt Paulus in onze tekst als hij zegt dat die ‘offerande der heidenen’ alleen aangenaam wordt als ze ‘geheiligd wordt door de Heilige Geest’. Daar komt hij nog eens op terug als hij spreekt over ‘de kracht van de Geest Gods’ (vers 19) en als hij zegt dat hij het evangelie van Christus ‘vervuld’ heeft. Het werk van de Geest is nodig om het Woord toe te passen in onze harten. Dan gaat er kracht vanuit. Dan wordt het evangelie ‘vervuld’. Dan bereikt het evangelie zijn doel. Dan is het een kracht van God tot de zaligheid. Pas dan wordt het evangelie vervuld als de mens tot wie het komt zich werkelijk met God laat verzoenen.

Zending in Nederland is onlosmakelijk verbonden met de gemeente van Christus. Als gemeente zijn we ‘het licht voor de wereld’. Zoveel mensen – ook in Houten – leven nog in de duisternis. Het is onze roeping om te getuigen. Dat gebeurt ook in Leidsche Rijn, op het Rond, op de KinderBijbelClub iedere maand op woensdagmiddag en straks weer de VakantieBijbelWeek in de herfstvakantie. Dat is niet maar de hobby van een aantal vrijwilligers, maar een wezenlijke taak van de gemeente. Het is de verantwoordelijkheid van ons allen. Daarom wordt uw aller voorbede gevraagd voor de voorbereidingen en de bijeenkomsten. Neemt u deze gebedslast mee? Er zijn zoveel duistere machten die hier tegenop komen. Bid om een geopende deur voor het evangelie. Bidt dat onze kleine kracht werfkracht mag zijn opdat kinderen en volwassenen mogen komen aan de voeten van Christus.

Tenslotte nog een persoonlijke vraag: Is het evangelie ook in uw en jouw leven al tot zijn vervulling gekomen? Bent u ontdekt aan uw schuld voor God en werd het een wonder voor u dat er voor zulke verloren zondaren nog redding is? Hebt u uw oude leven prijsgegeven en is uw leven vernieuwd door de kracht van het evangelie? Dat is niet vanzelfsprekend! Dat is Gods genade in de

Heere Jezus Christus. Dan krijgt u Jezus lief en u gaat tegen de zonde strijden. U zegt uw afgoden vaarwel en Koning Jezus gaat uw leven beheersen. Er is geen rijker leven dan het leven uit Hem en door Hem en voor Hem! Opdat Hem zij de heerlijkheid tot in der eeuwigheid.

Ds. C. G. Vreugdenhil