Gods beloften in het persoonlijk leven

‘Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons’. (2 Korinthe 1:20)

 

Christus alleen kan ons zalig maken. Paulus en al de andere dienaren van Christus hebben dit verkondigd. Hoe verschillend Gods dienaren ook zijn, zij verkondigen allen dezelfde Christus. Het was niet zo, dat Petrus een andere Jezus verkondigde als Paulus of Silvanus. Nee, temidden van alle verschil in karakter, aanleg en wijze van prediken was er onder de dienaren van Christus een heilige overeenstemming. Zij predikten allen Jezus Christus en Dien gekruisigd. Zij verkondigden dat alleen in de Gekruisigde, Die door God opgewekt was uit de doden, zaligheid te zoeken en te vinden is.

Op die eenheid van de boodschap wijst de apostel de Korinthiërs nogmaals in zijn tweede brief.

De Zoon van God, Jezus Christus, Die onder hen gepredikt was, was niet ja en nee, maar ja en amen. Dit kan ook niet anders, zegt de apostel. ‘Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons’. De beloften van God, die de Korinthiërs

in de prediking gehoord hadden, hadden allen hetzelfde fundament, namelijk Jezus Christus. Niet één apostel of prediker, die onder hen heeft gearbeid, beloofde zaligheid buiten Jezus.

In Christus zijn al de beloften verwezenlijkt en bevestigd. Jezus Zelf is de grote inhoud er van. De grote belofte van het Evangelie is immers, ‘dat een iegelijk die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe” (DL 2-5).

Alles wat God laat verkondigen en zondaren belooft, heeft zijn grond in Christus’ volbrachte middelaarswerk. Het was onmogelijk voor God om in overeenstemming met Zijn rechtvaardigheid enige belofte te doen aan een verdoemelijk zondaar dan alleen in Christus. Christus is het centrum van Gods beloften. Gods beloften zijn betrouwbaar en waar in Hem. Daarom moeten wij onze ogen op Christus slaan om deel te krijgen aan Gods beloften. Hij is de Deur tot alle beloften.

Gods kinderen kennen strijd met Gods beloften. Zij zeggen zo dikwijls: “Mag ik die belofte wel toe-eigenen? Is dit wel voor iemand als ik ben?’. Zij zeggen: ‘Was ik maar een echte verbrijzelde en hongerige zondaar, dan zou ik wel durven geloven dat Gods beloften voor mij zijn. Kon ik mijn hart reinigen en voor God leven, dan zou ik wel op de beloften van God durven hopen’. Maar omdat ze deze dingen niet volmaakt en krachtig in zich bevinden, durven zij de troost van Gods beloften niet aan te nemen.

Wat hebben we dan nodig om te weten, dat alle beloften ‘in Christus ja en amen zijn’. Laten we niet denken dat er ooit een tijd zal komen, dat we de beloften van God waardig zullen zijn. Dat is blindheid van de naamchristen. Deze mensen zeggen: ‘Natuurlijk zijn Gods beloften voor mij. Ik ben ernstig en gelovig. Ik heb Jezus lief en getuig van Hem. De beloften van de Bijbel zijn allemaal voor mij’. Maar de mens, die weet wie hij of zij is voor God, kan en durft zo niet te spreken. Nee, de bedreigingen uit de Bijbel zijn voor hen. Gods Woord bevat zo dikwijls een boodschap, die hen veroordeelt. Daarom schijnen de beloften van God niet voor hen te zijn. Zij kijken er begerig naar en achten hetgeen God belooft dierbaar te zijn, maar durven er niet aan te komen. Hoe troostrijk is voor zulken de boodschap, dat de beloften in Christus betrouwbaar en waar zijn.

Op Hem moet u het oog slaan. Als een arm, veroordeeld en vervloekt zondaar moet u tot Hem vluchten. Dit moet eerst en altijd weer gebeuren. En wat ondervinden we dan? Dat al die dierbare beloften van vergeving om niet, van vrede door het bloed des kruises, van aanneming tot kinderen in Christus Jezus ja en amen zijn.

Calvijn zegt dan ook: ‘Daarom moeten we de ogen op Christus slaan, zo dikwijls als wij de belofte lezen’. Christus is het centrum waar Gods beloften en ons geloof elkaar ontmoeten. Wat is dat een wondere ervaring; om te ondervinden dat in Christus voor ons de deur ontsloten wordt die toegang geeft tot al de beloften. Daarom mag de gelovige christen zeggen: ‘Alle beloften zijn van mij, want ik ben van Christus’.

Tot slot: wat betekenen Gods beloften voor u, voor jou. Wat voor waarde hebben ze? Alle getwist over de beloften zou spoedig aan een eind zijn, indien we ons afvroegen: ‘Waarom twist ik zo over de vraag voor wie de beloften zijn? Hebben de beloften voor mij wel waarde? Kan ik het daarin beloofde heil niet missen?’

De bekende dr. Alexander Comrie durfde op grond daarvan te schrijven: ‘Elk, in wiens hart een heersende hoogachting voor de belofte en de beloofde zaak is, die heeft recht in zichzelf de belofte tot te passen” (Eigenschappen, blz. 392).

De vraag is: bent u die man of vrouw, die jongen of dat meisje met een heersende hoogachting voor wat God in de belofte aan arme zondaren belooft?

 

Ds. C. Harinck